Javaansche spraakkunst (Semarang 1863), waarvan een 2e druk verscheen onder den titel: Kleine Javaansche spraakkunst (Sem. 1873). Deze werd nogeens aldaar herdrukt in 1880, en kwam ten vierden male uit als: Javaansche Spraakkunst (Sem. 1893). Daarna gaf hij met H.C. Klinkert een Nederlandsch-Javaansch zakwoordenboekje (Sem. 1866) en alleen: Een nieuw vervolg op Gericke's Javaansch- Nederlandsch woordenboek, waaraan hij later een Supplement op dat Woordenboek (Sem. 1883) toevoegde. Tevoren had hij een Verzameling van spreekwijzen en eenige gesprekken tot oefening in de Javaansche taal (Sem. 1873) bewerkt, waarvan de 2e druk in 1882 en de 4e druk in 1894 aldaar het licht zagen. Zijn Nederlandsch-Javaansch woordenboek kwam in 1877 te Semarang in derden druk uit en in hetzelfde jaar aldaar ook een Javaansch-Nederlandsch woordenboek, waarvan zijn zoon P.A. Jansz een 2en, vermeerderden druk bezorgde (Sem. 1913). Geen wonder, dat Jansz, die zich zoozeer als taalkundige bekend gemaakt had, van het ‘Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap’ de opdracht ontving, den Bijbel in het Javaansch te vertalen, een werk dat hij met goed gevolg volbracht en waardoor hij zich de meeste bekendheid verwierf. Ook zijn de Psalmen en gezangen in het Javaansch (Leid. 1884) door hem vertaald.
Behalve zijn taalkundige werken schreef Jansz nog: De koloniën Nederland ten vloek of ten zegen? (Amst. 1863). - Het Mostaardzaadje (3e dr., Amst. 1865). - Java's Zendingsveld, beschouwd na de beoordeeling door S.E. Harthoorn (Amst. 1865). De oud-zendeling Harthoorn had namelijk een boekje, getiteld: De Evangelische Zending en Oost-Java. Eene kritische bijdrage (Haarl. 1863) uitgegeven, dat, behalve door Jansz, ook door H.C. Voorhoeve, G.K. Nieman en J.C. Neurdenburg bestreden werd. Harthoorn beantwoordde dezen aanval met Oude grieven en nieuwe bewijzen ten aanzien van de Evangelische zending (Haarl. 1864). - Verder gaf Jansz: (naamloos) Een stem uit Japara. Ten gunste van een op te richten Seminarium in Ned. O. Indië (Amst. 1870). - Het spiritualisme bij het licht van Gods Woord (Sem. 1887). - Een proeve van verweer tegen Rome in haar bestrijding van de Evangelische zending onder de heidenen (Ermelo 1897). Ook plaatste hij in de Stemmen v. Waarh. en Vrede (1875) een Noodkreet, die in 1888 in hetzelfde tijdschrift herdrukt is.
Den 6en Juni 1904 is Jansz, wiens verdiensten de Regeering erkend had door hem het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw te schenken, op 83jarigen leeftijd te Kapi-Apoe op Java ontslapen. Hij was ‘niet maar een zendeling zooals de eerste de beste dat is, en minder dan een van dezen beantwoordde hij aan de karikatuur, die de onkunde soms nog van zendelingen maakt, als ware dat eene soort van westersche would-be theologen, die nu met predikanten-deftigheid hollandsche orthodoxie onder wilden verkondigen. Hij heeft... getoond het te begrijpen, dat de zendeling, die meegevoel heeft voor de menschen onder wie hij arbeidt, die hun ziel en leven wil verheffen, die geen oogenblik eraan twijfelt, of God gaat in Zijne liefde over al Zijne kinderen een... arbeid alleen voor de toekomst verricht, alleen vermag zaad in eenige zielen te strooien; dat voor den wasdom economische verbeteringen, onderwijs, zorg voor het lichaam, vooral verpleging van kranken onmisbaar zijn; eindelijk en bovenal dat het erop aankomt de menschen in eene omgeving te brengen of die voor hen te scheppen, waarin christelijk voelen en leven voor hen mogelijk zijn’ (S. Cramer).
Jansz was in 1851 gehuwd met Mej. J.W.F. Schmilau, uit welk huwelijk hij een zoon had, P.A. Jansz, die zijn vader in het zendingswerk ter zijde stond en opvolgde. Een portret van Jansz, met zijn helper bezig aan de Javaansche Bijbelvertaling, is te vinden in Doopsgez. Bijdr., 1904, tegenover blz. 236.
Litteratuur: Hedendaagsche zending in onze Oost, 1e dr., blz. 85, 86. - Knuttel,