[Rijk Jacobsz]
JACOBSZ (Rijk) is de schrijver van Een Schriftelycke waerschouwinge voor valsche leere... om daerdoor te onderscheiden het... teghenschrijven van J.R. gedaen tegen dat heylsaem schriftmatige getuygenisse der gesonder leere Jesu Christi schriftelick ende mondelick betuycht door A.B. ende H. v. G. (z.p., 1612). De naam van den schrijver wordt alleen met de letters R.J. aangeduid, maar in het exemplaar, dat zich in de Doopsgezinde Bibliotheek te Amsterdam bevindt, staat de volledige naam in handschrift uit vroeger tijd aangegeven. Het werkje is geschreven tegen Jacques Outerman - hier met de voorletters van zijn anderen naam J(acob van) R(enigem) aangeduid - die vroeger (niet in 1612, zooals Ned. Arch. K.G., N.S., XIX, 72, staat) had uitgegeven: Een grondighe verantwoordinghe wt cracht der waerheyt tegen t' gene voor desen van Arend Barentsz ende Heyndrick van G. tot naedeel der waerheyt ende der godvruchtigen gheschreven, ende in druck is wtghegaen (z.p. of j.). Hierin had Outerman de antinomiaansche gevoelens van Arent Barentsz en Heyndrick van Gulick bestreden, waartegen ook Coornhert zijn Klocke-geslagh teghen den smoockenden brandt eender gemackelycker secte enz. gericht had.
Rijk Jacobsz, blijkbaar een aanhanger dezer secte, had zijn Schriftelycke waerschouwinge opgesteld zoowel om zijn kinderen te waarschuwen, als om te voorkomen, dat zijn tegenstanders hem ‘nae [syn] doot onrecht nae spreecken ende met eenighe Libertijnen of vrij-geestische leeringhe [hem] befamen’ (Inleydinghe, blz. 14). Dit stuk bleef in handschrift, maar is na Jacobsz' dood in andere handen gekomen, blijkbaar van geestverwanten, die het hebben uitgegeven, omdat Outerman ‘eenen vroomen Man Arent Barentsz (over 30 Jaren doot zijnde) met vele leughen beschuldight heeft’ (uit: Tot den Leser).
Uit dit geschrift blijkt, dat Rijk Jacobsz een afvallig Doopsgezinde is geweest, want er wordt aldus over de houding van zijn vroegere geloofsgenooten tegenover hem gesproken: ‘dat zij niet alleen en mijden, jae haten ende nijden die haer Broeders laten noemen.... maer oock die haer onverstant kennende, daer van af-scheyden, ende soo vroom leven als zij die haer gheen Broeders laten noemen, maer schamen, haer oyt Broeders van dese twist-kercken geweest te zijn, het welc den Autheur van desen aen hem-selven bevonden heeft’ (uit: Tot den Leser). Ik zie echter geen aanleiding, hem, zooals Van Douwen doet, een ‘Gereformeerde’ te noemen. De bespreking van een theologische kwestie door Hans Busschaert en eenige leeraars ‘na Busschaerts predicatie by malcander sittende over maeltijt’ (blz. 294, 295) geeft aanleiding tot het vermoeden, dat Rijk Jacobsz één van die leeraars geweest is. Van meer intieme kwesties in de Doopsgezinde wereld van die dagen blijkt hij goed op de hoogte te zijn (b.v. blz. 79, 215). In allen gevalle is deze Rijk Jacobsz niet dezelfde als de gelijknamige leeraar der Doopsgezinden te Stavoren, die nog in 1614 leefde.
Litteratuur: Ned. Arch. K.G., N.S., XIX, 72. - Van Douwen, Socinianen en Doopsgezinden, 89, 90. - Kühler, Socinian., 97, 122. - Cat. Doopsgez. Bibl., II, 225.