met een rede De necessario linguarum eruditarum, antiquitatum, historiae, philosophiae
artiumque liberalium cum theologia connubio (1739) en voor de tweede maal op 27 Maart 1760 met een Oratio de revelationis praestantia, debitaque animorum erga eam dispositione (Utr. 1761).
Gedurende 23 jaren bekleedde Van Irhoven het hoogleeraarsambt en toonde zich een man, die niet alleen door degelijke geleerdheid goed onderlegde theologen vormde - één der uitstekendste was P. Nieuwland - maar ook in dien tijd, waarin het odium theologicum zich vaak door een stroom van strijd- en schimpschriften openbaarde, door vredelievendheid uitmuntte. Dit was des te prijzenswaardiger, omdat hij in 't geheel niet tot de z.g. toleranten behoorde, maar overtuigd Gereformeerd was. Niet alleen gaf hij openbare lessen over de Dordtsche leerregels, maar ook deed hij met een voorrede in het licht verschijnen: Canones Synodi nationalis Dordracenae, ofte Oordeel des Synode Nationaal... anno 1618 en 1619 over de bekende vijf hooftstucken der Leere (Utr. 1752; herdr. ald. 1788). Als lid van de Theologische faculteit te Utrecht was hij mede geroepen, om een oordeel te geven over de dictaten van Prof. Ens te Harderwijk, die van onrechtzinnigheid beschuldigd werd.
Van Irhoven ‘niet alleen een geleerd, maar ook een braaf en godvruchtig man’, overleed, algemeen geacht, op 18 November 1760. Zijn ambtgenoot F. Burman hield op hem den 18en December een Oratio funebris in obitum G. Irhovii (Traj. ad Rh. 1760), in het Hollandsch vertaald door Mr. K.M. van Eelde, die, evenzeer als A. Velingius, J. Stouw e.a., daaraan een lijkdicht toevoegde (Utr. 1760). Ook gaven bij deze gelegenheid de studenten J. de Vooght, C.H. Ballot, A.J. Callenfels, P. Kaas en L. Boom een bundel Lijkzangen uit, onder de zinspreuk: ‘Reverere Dei Ministros’ (Utr. 1760). Van Irhoven's eigen zinspreuk luidde: ‘Mijne liefde is gekruisigd’. Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst met Catharina Altius en na haar overlijden met Debora Scheerings.
Behalve het boven reeds genoemde, heeft Van Irhoven in 't licht gegeven: een zesden druk van het Compendium van Joh. a Marck (Utr. 1742); een zesden druk van G. de Vries, De natura Dei et humanae mentis determinationes pneumatologicae etc. (1738), waaraan hij een nieuwen druk van zijn De intellectu facultate vere activa toevoegde; een nieuwen druk van J.A.M. Berniera, Compendium historiae ecclesiasticae a Reformatione usque ad nostra tempora (Utr. 1753), terwijl hij een Voorrede gaf bij Mr. J. Vermeer, Oeffening over den Heidelbergschen Catechismus (Utr. 1750). Verder komen in Nieuwland's Uitlegkundige vermaaklijkheden, dl. II, drie stukken voor, die oorspronkelijk dictaten van Van Irhoven zijn, namelijk: over de leerstelsels van Leenhoff, van Hattem en Deurhoff; over dat van Spinoza en over eenige gronden en regelen ter verklaring van de Godspraken. Eindelijk staat in de Collectio opusculorum historico-philologico-theologicorum, T. I, part. 4 (Brem. 1768) een verhandeling van Van Irhoven getiteld: Quid sibi velit enunciatum, quo Cretenses dicuntur γαστέϱες ἀϱγαί, Tit. I:12, et quid per ϱ̔ῆμα άϱγόν, Matth. XII:36 sit intelligendum.
Zijn geschilderd portret is aanwezig op de Senaatskamer der Utrechtsche Universiteit. Ook bestaat er nog een afbeelding door J.M. Quinckhard vervaardigd en door P. Tanje in koper gebracht.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., II, 193-195. - Sepp, Stinstra, I, 160, 171; II, 20-24. -Id., Pragm. Gesch. Theol., 71. - Bouman, Gesch. Geld. Hoogesch., II, 119. - Rotterdam, Sions Roem en Sterkte, 8. -