[Jacob Ernst Inckel]
INCKEL (Jacob Ernst), geboren te Utrecht den 25en November 1812, werd op 31 Augustus 1829 aldaar als student ingeschreven en den 8en October 1832 bij het Evangelisch-Luthersch Seminarium te Amsterdam. Sinds 1834 studeerde hij ook aan het Amsterdamsch Athenaeum, was op 21 September 1835 te Leiden ingeschreven en werd in 1836 proponent. In datzelfde jaar deed hij als zoodanig dienst te Utrecht gedurende de ziekte van Ds. Kicherer, daarna van 1838 tot 1839 te Harlingen, maar op 30 Juni 1839 bij de Luthersche gemeente te Kuilenburg beroepen, verbond hij zich aan haar den 6en October d.a.v., na op 29 September te Utrecht ingezegend te zijn. In zijn eerste gemeente arbeidde hij tot 26 October 1845 eu diende daarna te Leiden van 9 November 1845 tot zijn emeritaat, dat op 1 Januari 1881 inging. Hij overleed den 1en April 1882. Hij schreef: Het werk der liefde in 1848 (z.p. of j.). - Houdt wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. Toespraak naar aanl. van Openb. 3:10-12 (Leid. 1865). - Leiden's ontzet herdacht (Leid. 1874). - Enkele bladzijden uit het levensboek van den Evangeliedienaar, bij het nederleggen zijner ambtsbediening (Leid. 1881). Ook gaf hij in Lett. Lb. (1862, 70) een Levensbericht van H.R. de Breuk.
Litteratuur: J. Loosjes, Naamlijst Luth. Pred., 130, 131. - Alb. Stud. Rh.-Traj., 281. - Alb. Ath. Amst., 199. - Alb. Stud. L.B., 1307.