[Gerardus Hilarius]
HILARIUS (Gerardus) was de zoon van Anthonius Hilarius, die van 1642 tot 1650 in Oost-Indië het predikambt bediende, dáár moeilijkheden had met den gouverneur-generaal Van Diemen en met Joan Maatsuyker en vervolgens van 1653 tot zijn dood in 1675 te Elburg stond. Gerardus werd hier in 1656 geboren, studeerde te Leiden, waar hij op 5 Mei 1676 en 17 April 1679 staat ingeschreven, en aanvaardde in 1683 (Boekz. 1720a, 494 en N.K. Handb., Jaarg. 1903, bijl., blz. 147 geven onjuist 1684 op; vgl. Boekz. 1734b, 395, 396) de Evangeliebediening te Oosterwolde. In 1687 ging hij van hier naar Wanneperveen, hield den 27en Juni 1734 een jubelrede naar aanleiding van Hoogl. VIII:11, waarbij hij o.a. meedeelde, waarom hij het vorig jaar na volbrachten 50-jarigen Evangeliedienst die rede niet had kunnen houden, en overleed 7 Mei 1735, nalatende een weduwe van 88 jaar.
Hij schreef: Godts albestier, bestaende in zes leerredenen, gepredikt voor de gemeente van Wanneperveen, wegens de overgroote sterfte aldaer onder het rundvee. Als mede op bid- en dankdagen, tot troost der geloovigen, en tot overtuiging der goddeloozen (Steenw. 1719). Een overzicht hiervan is opgenomen in Boekzaal, jaarg. 1720a, 707-709.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Alb. Acad. L.B., 605, 627. - Van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Wdb. O.I. Pred., 185. - Id., Gesch. d. Herv. K. in Ned. O.-Indië, Reg. - Boekz., 1720a, 368; 1735a, 638, 639.