Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 3

[Jacob van der Heiden]

HEIDEN (HEYDEN), (Jacob van der), van wien geen levensbijzonderheden bekend zijn¹⁾, was ‘Hoofdman van eene bende Voetknegten’. Van hem zag het licht:

Klaag-liederen van den Propheet Jeremia. Uitgebreid, in Rymen en Gesangen. Leeuwarden. MDCLXXXIII. 8^o. (Met opdracht aan Mevr. Sibilla van Jongestal, genaamt van Viersen).

1) Vermoedelijk is hij dezelfde Jacob v.d. Heyden, die (volgens Witsen Geysbeek, Biogr.. Anth. en Crit. Wdb. Ned. Dicht. III, blz. 114) ook een tooneelstuk schreef getiteld: Cleander en Anarch, ofte Gestadige Liefde. Z. pl. 1684.
Den 14den Nov. 1669 huwde (volgens mededeeling van den Heer W.M.C. Regt) te Steenwijkerwold Jacob van der Heyde, cap(iteyn) des armes onder de compagnie v.d. Heer Capiteyn Vych met Anna Haquet (Hacquet), en van 1676 tot 1680 was een Capiteyn Jac. van der Heiden (of: Heyden) in Garnizoen te Sluis; deze moet elders overleden zijn. Of men bij dezen aan bovengen. ‘Hoofdman’ te denken heeft, is niet gebleken. Uit het commissieboek van den Raad van State blijkt dat de Kapitein Jacob v.d. Heyden sinds 5 Dec. 1690 in Friesland niet meer actief was. Deze mededeeling werd welwillend verstrekt door den Heer Ph. van Romondt te 's-Gravenhage.