1565). De Heere huwde met diens dochter Eleonora, wier portret hij ook schilderde.
Dit huwelijk, waartegen haar vader zich eerst verzet had, heeft er zeker toe medegewerkt dat de Heere, aanvankelijk nog trouw aan Rome's Kerk, de zijde der Reformatie koos, hoezeer ook afkeurend den beeldenstorm, waardoor vele zijner beste schilderijen verloren gingen. Zijn sympathie voor de beginselen der Hervorming (± 1567) blijkt uit de Vlaamsche Klacht, die hij in 1568 zond aan zijn vriend, den dichter J. Rademaker (Rotarius) te Middelburg, en die hij teekende met zijn devies: T'oudste is tbeste. Alva's komst in de Nederlanden was oorzaak dat hij het vaderland ontweek. Zijne goederen werden verbeurdverklaard. Hij week daarop uit naar Engeland en koos Londen tot zijn verblijfplaats. Zijn levensbijzonderheden in de daarna volgende jaren zijn onbekend, tot 1576, toen hij bij de afkondiging der Pacificatie van Gent in zijn geboortestad terugkeerde. Van toen af koos hij openlijk de partij van Willem den Zwijger, diens zegetochten verheerlijkend in beeld en in dichtmaat. De Prins schijnt zijn vriendschap te hebben op prijs gesteld, getuige een aan d'Heere gerichten brief, door Prof. J. van Vloten in het Belgische Rijksarchief gevonden, en waarin zijn steun wordt ingeroepen bij een beraamde onderneming op Nieuwpoort.
In 1577 vestigde hij zich te Middelburg, doch om spoedig naar Gent terugtekeeren. Na 's Prinsen dood, toen alles erop wees dat Gent door de Spanjaarden heroverd zou worden, verliet hij de stad en ging hij naar Parijs, waar hij den 29en Aug. 1584 overleed, door zijn echtgenoote overleefd. In 't laatst van zijn leven liet hij de schilderkunst geheel varen en hield hij zich uitsluitend bezig met de staatkundige en godsdienstige bewegingen; hij bracht zijn tijd door in gezelschap van en samensprekingen met reformatorischgezinde en geletterde mannen, die hem gunstig ontvingen of met hem geestelijk verkeer onderhielden.
Tegenstanders der Reformatie spaarden hem niet in pamfletten. Maar van andere zijde is hem reeds in de 16de eeuw ruimschoots lof toegebracht als kunstenaar en dichter.
Hij was ook een geleerd chronoloog, en kenner van antiquiteiten en médailles, waarvan hij een uitgebreide verzameling bezat, die na zijn dood werd verspreid.
Zijn zinspreuken, behalve de reeds vermelde, waren: Dient uit liefde d'Heere, Paeys is goedt en: Schade leer u.
Afbeeldingen van hem zijn niet bekend.
Van zijn hieronder genoemde Psalmberijming is gezegd dat zij die van Datheen overtreft, maar onderdoet voor die van Marnix. Hij dichtte in het Latijn, in het Fransch en in het Nederlandsch; Witsen Geysbeek t.a.p. geeft van zijn gedichten niet hoog op. Zijn hieronder ook vermelde vertaling Tractaet enz. is getrouw, vloeiend en in gespierden stijl.
Hij was de vader van Jacob en van Philippus de Heere, die wegens hunne Doopsgezinde gevoelens genoodzaakt waren hunne woonplaats Aalst in de Z.-Nederlanden te verlaten. Zij vestigden zich daarop te Harlingen, waar zij de eerste bonten boezelweverij oprichtten. Philippus bleef bij de Vlaamsche gemeente der Doopsgezinden, maar Jacob voegde zich tengevolge van een huwelijk, door hem te Harlingen gesloten, bij de gemeente der Friezen. Deze Jacob, die den naam Scheltema aannam, was de vader van Jan Jacobsz. (Zie ald).
In het Nederlandsch verscheen van Lucas de Heere o.a.: Psalmen Davids na