er met nadruk bij de stedelijke regeering tegen de godsdienstige vergadering der Remonstranten; Hartsoeker ging daarbij voor in een gehuurd huis aan de markt, en wel voor het oog van allen, die naar de publieke kerk gingen. De Magistraat antwoordde hierop niet, waarop de predikanten hun klacht herhaalden. Toen ook op dit adres het antwoord uitbleef, richtten zij een uitvoeriger schrijven tot de Overheid. Opnieuw bewaarde deze het stilzwijgen, waarop de predikanten nogmaals een request inleverden uit naam van den kerkeraad. Dit laatste had eenig gevolg; aan Hartsoecker werd nl. den 8en Juli geboden binnen veertien dagen te vertrekken of handwinning te vertoonen. Daar deze echter zijn werk bleef continueeren, verzonden de predikanten nog weder een adres, waarin zij de Magistraat nadrukkelijk wezen op de plakkaten tegen de conventikelen der Remonstranten. De Magistraat scheen er weer weinig acht op te geven, maar onvoorzichtige uitlatingen, door den Oudewaterschen predikant Lydius opgevangen in verband met de terechtstelling van Oldenbarneveld, deden den kerkeraad een nieuw request indienen, waarin op de stoutigheid der Remonstranten gewezen werd en Hartsoecker als een gevaarlijk man werd aangeduid, die indertijd Henr. Slatius, (beticht van samenzwering tegen Prins Maurits) in diens gevangenis gesproken had, waarbij Slatius hem had medegedeeld, dat er waarschijnlijk een goede verandering in den staat op handen was; hiermede zou Hartsoecker zeer ingenomen zijn geweest. Nòg een request do 23 Febr. 1633 werd door den kerkeraad bij de Oudewatersche overheid ingediend; hierin heette het ‘dat wijl er niets gedaan werd tegen het optreden van Hartsoecker, de Remonstranten meer couragie kregen.’ Wat de gevolgen van dit request waren is niet bekend. Ook niet wat het eind van Hartsoecker is geweest.
Hij behoorde tot de ruim 30 onderteekenaren van een derde Vertoog aan den Prins, de Staten-Generaal en de Staten van Holland, waarbij de zaak der Remonstranten bepleit en het intrekken der plakkaten en vrije ongehinderde godsdienstoefening gevraagd werd. Hij was tegenwoordig in de Classicale Vergadering der Remonstranten te Rotterdam, begin Nov. 1624, en in de vergadering der Remonstr. predikanten te Rotterdam 16-18 April 1630 en in die te Rotterdam 15 Oct. 1631.
Portretten zijn van hem niet bekend.
Litteratuur: Tideman, Biogr. Naaml. Rem. Br. (reg.). - Dez., Sticht. Rem. Br. I, II (reg.). - Brandt, Reformatie. IV, blz. 59, 60. - J.W. Margadant, Blikken in het kerkelijk en gemeentelijk leven onzer vaderen, blz. 97-102. - Wagenaar, Syn. 1618, '19, blz. 146, 199, 401, 408. - Reitsma en v. Veen, Acta III (reg.). - Arch. K.G. X (1840), blz. 313-315.