te 's-Gravenhage, op no 318 nog een tot nu toe onbekende editie vermeld wordt, eveneens uit 1556. Een uittreksel uit dit geschrift is afgedrukt in de Bijdragen v. Vad. Gesch. van Fruin (N. Reeks, dl. VI, blz. 361-364).
Nauw hangt hiermee samen een geschrift, onder Gnapheus' naam verschenen, doch dat geen letterlijke vertaling is van het voorgaande, en tot titel draagt:
Joannis Pistorii a Worden, ob evangelicae doctrinae assertionem, apud Hollandos primo omnium exusti, uita. Per Gulielmum Gnapheum anno MDXXV conscripta, sed nunc primum a quodam pietatis studioso in lucem aedita. Accesserunt eiusdem Pistorij congressus disputatorij, cum Inquisitoribus Haereticae prauitatis habiti ... Addita est oratio apologetica, pro captiuo Vuordenate: de indicto sacerdotibus coelibatu. Eodem Gulielmo Gnapheo authore (Argent. 1546). Hiervan heeft L. Rabus een getrouwe vertaling gegeven in zijn Historien der Heyligen auserwölten Gottes Zeugen, Bekennern und Märtyrern (Strassb. 1555-1558).
Revius, die noch de oorspronkelijke uitgave, noch de vertaling kende, meende dit geschrift voor 't eerst aan 't licht te brengen, toen hij het liet drukken als Joannis Pistorii Woerdenatis, ob Euangelicae veritatis assertionem apud Hollandos primo omnium exusti, Martyrium. Descriptum a Guil. Gnaphaeo Hagiensi, tunc temporis in eundem cum beato Martyre carcerem conjecto (Lugd. Bat. 1649). Een tweede druk verscheen te Leiden in 1650, terwijl spoedig een Hollandsche vertaling uitgegeven werd, getiteld: De eerste Hollandsche Martelaer, ofte Historie van het liiden ende de doodt aengedaen Jan de Backer ... van Woerden ... in 's Gravenhage verbrandt in ... 1525 ... vertaelt door Jacob Verwey (Leyden 1652). In 1657 verscheen hiervan te Leiden een tweede uitgave met eenigszins veranderden titel, terwijl in 1858 te 's-Gravenhage een herdruk het licht zag, wederom met gewijzigden titel. Een druk van 1529 van het Martyrium, door De Hoop Scheffer genoemd, schijnt niet te bestaan en de vermelding daarvan op een misverstand te berusten.
In de kloostergevangenis had Gnapheus zich bezig gehouden met het opstellen van een geschrift, dat één der belangrijkste is van die, welke uit de eerste dagen der Hervorming tot ons zijn gekomen, en ontstaan onder den onmiddellijken invloed van Erasmus. Het draagt den titel: Een troost ende spiegel der siecken ende derghenen, die in lijden zijn, wt die heilige script bij een geuoecht ende neerstelick ghecorrigeert. Het verscheen in 1531 buiten weten van Gnapheus, moet volgens zijn eigen woorden ‘menichmael herdruckt’ zijn - waarvan Sepp slechts één druk kent, nl. die van 1532, vermeld in den Catalogus van Lelong - maar toen de schrijver in 1547 de Nederlanden bezocht, bezorgde hijzelf een verbeterde en vermeerderde uitgave, getiteld: Tobias ende Lazarus met groote neersticheyt gecorrigeert, verbetert ende in dry dialogos, oft tsamensprekinge, onderscheydelycken gedeylt, alle crancken, bedroefden, ende eenuuldighe menschen seer profytelick ende troostelick om lesen (Emden 1547). Hiervan bestaat ook een editie, in 1577 uitgekomen, terwijl het mede afgedrukt is in de Bibl. Ref. Neerl., dl. I, blz. 151-249, Sepp noemt het een uitmuntend geschrift en erkent gaarne, ‘veel stichting uit de lectuur genoten te hebben.’
Ook heeft Gnapheus op godgeleerd gebied gegeven een vertaling van Bullinger's Somma des christelicken Religions (1562); een 2e druk van dit werk verscheen in 1567, een 3e dr. in 1608.
Van geheel anderen aard is Gnapheus' overige letterkundige arbeid. Zijn satiriek karakter, dat hij ook in godgeleerde disputen niet verloochende, deed hem niet alleen