[Harmen Berend Geuchies]
GEUCHIES (Harmen Berend), wiens ouders reeds tot de eersten der Afgescheidenen behoorden, werd den 2en Augustus 1826 te Ruinerwold geboren en voltooide zijn studiën bij Ds. W.A. Kok te Hoogeveen. In 1847 beroepbaar verklaard, verbond hij zich nog in datzelfde jaar aan de Afgescheiden gemeente te Langerak, om deze reeds twee jaar later, dus op zeer jeugdigen leeftijd, met Rotterdam te verwisselen. Hier arbeidde hij dertien jaren, maar moest wegens ziekte emeritaat aanvragen (1863), totdat hij in 1870 zich weder beroepbaar kon verklaren. Op 5 Februari 1871 aanvaardde hij het predikambt te Bunschoten en bleef hier werkzaam tot hij 5 Mei 1895 voorgoed emeritus werd. Den 4en Juli 1905 is hij aldaar overleden.
Geuchies is tweemaal gehuwd geweest: zijn eerste vrouw, Hilligje Koeling, stierf in 1868, zijn tweede echtgenoote werd hem in 1887 door den dood ontnomen. Vooral in het herderlijk werk muntte hij uit en ontzag in dit opzicht zijn leven niet, toen in 1871 de pokken te Bunschoten heerschten. De leerrede, waarmede hij eenmaal onder moeilijke omstandigheden van de Rotterdamsche gemeente afscheid nam, verscheen in druk onder den titel: Een plegtig afscheid. Leerrede over Matth. 28:20 (Rott. 1863).
Van zijn kanselarbeid zag verder het licht:
Eenige oorzaken van Gods regtvaardige oordeelen over het Nederlandsche volk. Leerrede over Ezech. 9:9, 10 (Rott. 1853). |
Jezus Christus, het eenige Fondament van zaligheid, in verband beschouwd met de Kerkhervorming. Naar 1 Cor. 3:11 (Rott. 1853). |
De ‘Aprilbeweging’ zal aan deze beide laatste uitgaven niet vreemd geweest zijn.
Litteratuur: Handboek ten dienste v.d. Geref. Kerken in Ned., Jaarg. 1906, (Goes 1905), blz. 290-293. - Brinkman's Cat. 1850-1882, i.v.