Veenendaal, Kesteren, IJlst, Ouderkerk a/d IJsel en Bennekom) afgeslagen en dat naar Aalburg in 1859 aangenomen te hebben, in 1865 van Haamstede, waar hij sinds 1862 werkzaam was geweest, naar IJsselmuiden terugkeerde. In 1869 deed hij intrede te Delftshaven, ging in 1874 naar Reitsum, in 1875 naar Rotterdam en deed den 6en Juli 1881 intrede te Amsterdam, waar hij arbeidde tot zijn emeritaat, dat op 1 Juni 1904 inging. Den 4en April 1911 overleed hij en werd den 8en April d.a.v. te Muiderberg begraven.
Geselschap was ‘een ijveraar voor de confessioneele beginselen, ook reeds in den tijd, dat het allerminst gemakkelijk was, voor die beginselen in de Hervormde kerk uit te komen.’ In 1886 verliet hij die kerk niet, omdat hij meende, dat men moest trachten, genoemde beginselen in haar ingang te doen vinden.
Van zijn hand verscheen een herziening van: Wester, De noodigste waarheden van den Christelijken godsdienst, tot onderwijs van kleine kinderen (21e druk, Kampen 1870), alsmede:
De God des heils het eene noodige. Zestal leerredenen ('s Hage 1873). |
Litteratuur: De Schatkamer, Jaarg. 1911, blz. 73, 74, 96, 98. - Alb. Stud. Rh.-Traj., kol. 372, 378, 383. - Van Alphen, N. Kerk. Handb., passim. - Boekzaal, passim.