[François Noë Louis Fernandez]
FERNANDEZ (François Noë Louis) stamde uit een zeer aanzienlijk Portugeesch Katholiek geslacht. Zijn grootvader, Don Pedro Fernandez de Pinto, overleed in 1663 als onderkoning van Brazilië, terwijl zijn vader, Don Pedro Louis Fernandez de Pinto, doctor in de theologie en de philosophie, tot aanzienlijke kerkelijke eereambten geroepen en meermalen door de Portugeesche regeering naar het Pauselijk hof afgevaardigd werd. Op een reis door zeeroovers gevangen genomen en naar Algiers gevoerd, sloeg hij ‘in een zeer nette en verstandige uitgebreide Harangue en Aanspraak’ het aanbod van den Bassa af, om diens eenige dochter te huwen, omdat hij dan tot den Mohammedaanschen godsdienst moest overgaan. Spoedig werd hij door bemiddeling van den Franschen gezant te Constantinopel vrijgekocht en deed een reis door Klein-Azië en Europa in gezelschap van den Engelschman Steele, die hem met den Gereformeerden godsdienst bekend maakte. In Zwitserland ging Fernandez tot het Protestantisme over, liet zijn naam de Pinto varen, trok naar Holland en werd in 1701 te Leiden aan de Hoogeschool ingeschreven, waar hij reeds in 1702 op veertigjarigen leeftijd tot doctor in de geneeskunde werd bevorderd. Vervolgens vestigde hij zich in den Haag, oefende dáár, en later te Leiden, de geneeskundige practijk uit en overleed den 30en Januari 1740. In 1704 was hij gehuwd met Jonkvrouwe Esther Marie de Fleury, geboren den 15en April 1683 te St.-Leu en overleden den 7en Mei 1727.
François Noë Louis, geboren te Leiden den 3en April 1716, was de jongste hunner vijf kinderen. Hij studeerde in zijn geboorteplaats en werd daar den 28en September 1736 tot Artium Liberalium Magister en doctor in de philosophie bevorderd. Den 25en April 1739 door de Waalsche Synode te Dordrecht tot den predikdienst toegelaten, moest hij, ook tengevolge van zware ziekte, wachten, tot hij den 12en Augustus 1745 bij de Waalsche gemeente te Heusden tot predikant werd beroepen, alwaar hij den 14en November d.a.v. zijn intrede hield. Bijna 19 jaar heeft hij hier zijn ambt ‘met veel welspreekendheid, geleerdheid, ernst, zuiverheid en ijver’ vervuld, totdat hij door voortdurende ongesteldheid zich genoodzaakt vond, emeritaat aan te vragen, dat hem den 31en October 1764 verleend werd. Reeds den 7en December van dat jaar is Fernandez overleden en den 12en December in de Fransche kerk te Heusden begraven.
Van hem zag het licht:
De ladder Jacobs of Leerreden over Genesis XVIII vs. 10-17 (Dordr. 1752). |
Panegyrique de Guillaume IV ou Discours prononcé à l'occasion du Décès de S.A.S. le Prince d'Orange et de Nassau etc., etc. (Dordr. 1752). |
Deze Lof- en Lijkreden werd in het Nederlandsch vertaald door G. van Oostrum, en daaraan toegevoegd een Brief van den Hooggeleerden Heer Johan van den Honert aan den Autheur (Dordr. 1752).