[Mr. Johan Jacob Fabricius]
FABRICIUS (Mr. Johan Jacob), één der vele Duitschers, die in de 17de eeuw als predikant de Luthersche kerk hier te lande hebben gediend, werd in 1618 te Lennep in het groothertogdom Berg geboren. Na de gymnasia te Lippstadt, Keulen en Dortmund te hebben bezocht, studeerde hij ijverig te Rostock, waar hij ook het vrije studentenleven volop genoot, totdat hij, door de ernstige prediking van den hoogleeraar Lutkemann getroffen, tot inkeer kwam, maar tevens in een ander uiterste verviel: van alle scherts en vroolijkheid deed hij afstand, zelfs wierp hij de versierselen van rok en hoed in 't vuur. Spoedig werd hij, na zijn academische studie, waarschijnlijk in 1645, volbracht te hebben, te Schwelm in het graafschap Mark beroepen, waar hij door vroomheid en trouwe plichtsvervulling de achting der gemeente won, maar streng optrad tegen alles, wat hij zondig achtte, zoodat hij zich daardoor de haat van velen op den hals haalde. Uit een boekje, toen door hem uitgegeven onder den titel Vom vielgeplagten und dennoch verstockten Aegypten bracht men allerlei stellingen bijeen, die niet goed Luthersch schenen te wezen, zoodat hij van zijn ambtsbediening ontzet werd; wel beval de Keurvorstelijke regeering hem in zijn ambt te herstellen, maar toch achtte men het beter, het ontslag te handhaven, daar Fabricius inmiddels door kwaadwilligen met steenen geworpen was en een geest van oproer in de gemeente was ontstaan. Een aangeboden geldelijke schadevergoeding werd door hem afgewezen en hij vertrok naar Zwolle, waar hij inmiddels op aanwijzing van Ds. Brauer of Brouwer, Luthersch predikant te Kampen, beroepen was (1650). Ook hier muntte hij uit door zijn ijver in het bevorderen van streng zedelijk leven en predikte in mystieken geest, hoewel waarschijnlijk niet zóó grof als hem door Schultz Jacobi wordt nagegeven, daar Gichtel hem onder de theologen rekent, die ‘dem Oraculo
Spiritus Sancti in ihnen allezeit widerstehen, wegen der Regeln ihrer eingesoffenen academischen Orthodoxie.’
In dezen tijd, waarin strenge kerkelijke rechtzinnigheid bij de Nederlandsche Lutherschen boven alles gold, was echter die mystieke prediking reden genoeg, om Fabricius van onrechtzinnigheid te verdenken en in of kort vóór 1660 werd hij op eene te Amsterdam gehouden classicale vergadering afgezet. In hetzelfde jaar echter door hertog Christian August naar Sultzbach beroepen, schijnt hij daar tot 1669 werkzaam te zijn geweest, daar hij in dit jaar naar Noord-Amerika vertrok, waar hij te New-York de eerste Luthersche predikant is geweest. Na korten tijd keerde hij weer terug en is waarschijnlijk den 4en Maart 1673 te Amsterdam overleden.
Tweemalen is Fabricius gehuwd geweest: eerst met de dochter van een arme, uit Boheme verdreven weduwe, die te Kampen woonde, welk huwelijk hij sloot, omdat hij bij zijn vermaningen, om het geestelijke boven het wereldlijke te stellen, meermalen het verwijt moest hooren, dat hij, als ongetrouwd man, niet wist, wat huiselijke zorg beteekende en wat tot het onderhoud van vrouw en kinderen noodig