werden. Hij vertrok naar de Merwede-stad in October 1618 en was in Mei weer te huis. ‘By 't vertrek van Eilshemius van Dordrecht schreeven Johannes Bogerman, praeses van dat synode, en verscheide anderen predikanten van Neerlandt hunne naamen en spreuken in zijn stamboek, welk hier nog bij zijn zoons zoons zoone, Joh. Eilshemius onze stadsbouwheer in bewaaringe is’ (zoo schreef G. Outhof in zijn Waarschouwinge. Embden, 1723, blz. 645).
Van hem verscheen: Hand-boek des waaren geloofs, of korte uitlegginge van de Embder of algemeene lands Catechismus. Embden, 1610. - Op den rand heeft men schriftuurplaatsen, en 't geheel is verdeeld in 26 Zondagen, ‘zoo als men toen den Catechismus tweemaal 's jaars in de kerken en schooien door leerde’.
Oostfriesslandisch kleinodt. Embden, 1612. - Outhof getuigt hiervan, dat het gedrukt is ‘in de oude Oostvriesche taale’. Een Fransche overzetting er van zag mede het licht in 1612, bewerkt door ‘Samuel Hochedaeus de la Vigne, die eerst predikant in de Franse gemeente te Embden (in 't jaar 1544 aangevangen) en in 't jaar 1620 in de Neerduitsche gemeente beroepen wierde’.
Tegen dit boek schreef Balthazar Menzerus ‘doctor en professor op de Hessische hoogeschoole te Giessen in 't jaar 1618’ eene Eigenwillige proeve. Dit geschrift ontlokte aan de pen van Eilshemius zijn: Verdediginge van Oost-Vrieslandts Kleinodt Embden 1621, waarin hij zijn inzichten krachtig verdedigt.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. V, blz. 72. G. Outhof. Waarschouwinge, enz. Embden 1723. blz. 643-648.