stelt door .... Nu op 't nieu uyt het Italiaens in onse Nederduytse tale overgeset. Deze vertaling wordt voorafgegaan door een voorwoord van de drukkers en door een brief van ds. A. Colvius, en het is in dezen brief dat Colvius verklaart dat hij deze geschiedenis uit het Italiaansch in het Latijn heeft vertaald. De bedoelde vertaling is: Historia inquisitionis P. Paoli Veneti, Cui adjuncta est Confessio Fidei, quam ex Italica Lingua Latinam fecit. A. Colvius. Roterodami 1651. De opgave, dit werk betreffende en voorkomende bij v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 637, is dus verkeerd. Immers is de Holl. overzetting niet bewerkt door Colvius en ze verscheen ook niet te Rotterdam, maar te Utrecht.
Volgens Schotel, Kerkel. Dordrecht dl. I. blz. 321 aanteekening, was Colvius in het bezit van een onvoltooid werk geheimen des Pausdoms van Sarpius. Ook heeft hij zich bekend gemaakt door zijn Latijnsche, Fransche en Italiaansche gedichten op A.M. Schuurman en op de gouden kop van C. de Wit. Het opschrift boven dit 16 regelig gedicht, onderteekend A. Colvius 7 Nov. 1667, luidt: ‘In Aureum Scyphum artificiose coelatum et oblatum ab Illust. D.D. Ordd. inclyto, et magnanimo D.D. Cornelio Wittio post adeptam ab Anglis victoriam’ (cf. Het tweede deel van 't swart toneelgordyn. Opgeschoven voor de Heeren gebroederen Cornelis en Joan de Witt. Anno 1677 blz. 16. Op blz. 17 van dit werk komt voor de Nederlandsche ‘navolging’). Behalve deze genoemde gedichten worden nog andere verzen van hem vermeld bij Schotel, t.a.p. Brieven van hem bezit de bibliotheek der Leidsche universiteit (cf. Schotel, ll. dl. I blz, 321 aanteekening. Catalogus codicum manu scriptorum. Bibl. univ. Rheno Trajectinae. Traject. ad. Rhen. 1887. pag. 216, no. 837. Andr. Colvius à Mlle A.M. Schurman, 7 Apr. 1637; Sa réponse 8 Sept. Andr. Colvius ad eandem 3 Nov. en pag. 237. no. 988 onder de brieven aan Nic. Heinsius). Ook schreef hij een brief aan Johan van Beverwijk over het geschil ‘de vitae termino,’ die voorkomt in diens Epistol. quaest. de vitae termino fatali an mobili.
Alles wat Colvius schreef, getuigt vooral van liefde voor de wijsbegeerte. In zijn godsdienstige overtuiging was hij zeer gematigd ‘alles minsaemelyck ende vrundlick tracteerende.’ Met de toenmalige steunpilaren der rechtzinnige leer, met de voorvechters daarvoor, schijnt Colvius weinig omgang gehad te hebben. Volgens Paulus Colomesius, die hem te Dordrecht bezocht, moet hij een uitnemende boekverzameling gehad hebben. ‘Na Dordrecht gegaan zijnde, om te bezoeken den geleerden predikant Colvius, dede hij mij komen tot zijn boekenschat, de fraey is. Daer toonde hy my eene menigte brieven met de hand geschreven van vader Fulgentius, van Scaliger, Casaubonius en anderen.’
Zijn beeldtenis, door Kuyp geschilderd en door Salomon Savry (1646) in koper gesneden, vindt men bij Balen (Beschrijving der stad Dordrecht tegenover blz. 235), met eenige Latijnsche dichtregelen er onder van zijn vriend Claudius Salmasius.
Litteratuur. In de allereerste plaats komt hier in aanmerking Schotel, Kerkelijk Dordrecht. dl. I. blz. 320, aanteekening 2. - Dr. W.P.C. Knuttel, Nederlandsche Bibliographie van kerkgeschiedenis. Amst. 1889. blz. 299. - M. Duker, Gisbertus Voetius. 2de deel. Bijlagen. blz. LVIII-LX.