[Jan Willem Coets]
Coets (Jan Willem) geboren te Sprundel (waar zijn vader Jacob predikant was) den 20sten Maart 1718. Als leerling van het Staten college (zijn naam komt in het Album studiosorum niet voor) studeerde hij te Leiden. Den 28sten Juni 1740 werd hij door ds. Adrianus Becol in de classis van Leiden praeparatoir geëxamineerd en onder het getal der proponenten opgenomen. Beroepen in April 1741 met authorisatie van den prins van Oranje, werd hij hier, na den 9den Mei zijn peremptoir examen te hebben afgelegd, bevestigd door zijn oom J. Coets, predikant te Baarle, den 11den Juni, met Handelingen 26:16. Coets aanvaardde zijn dienstwerk met Psalm 25:4 en 5. - Hij is hier voortdurend werkzaam gebleven en stierf er den 11den Juni 1789 aan de kinderpokken. Den 17den werd de lijkreden gedaan door D. Boot predikant te de Leur, als zijnde destijds de jongste predikant in den ring, met Lucas 24:50b en 51; terwijl hij nog eens in den dienst van den 24sten Juli herdacht werd, door zijn neef Jacobus Coets, met Openbaring 14:13b.
Van hem zag het licht:
Opwekking van Neerlands volk tot opregte en vuurige gebeeden. Dordr. 1747. |
Godt en de Godgeleerdheid nagespoort en gevonden in liefde. Dordr. 1744 en 1754. |
De welgelukzaligheid van de genen, die zig verstandelijk gedragen tegen enen Elendigen, of Schriftmatige verklaringe over Psalm 41. Benevens een vertoog van de rampzaligheid van onverstandige goddeloozen in het gemeen, en van wrede Tyrannen in het bijzonder, over Job XV:20-26. Met een breedvoerig voorberigt, dienende als een sleutel ter opening van verscheiden andere Psalmen. Gorinchem 1756. |
Een klein Ligt, in eene nog groote Duisternisse, of eenige nadere ontdekkingen uit Gods onfeilbaar Woord, nopens het lijden van den eenigen Zaligmaker Jezus Christus, en sommige dingen daartoe betrekkelijk. Utr. 1758. |
Litteratuur v.d. Aa, ll dl. III bl. 662 (Het artikel, zooals het daar voorkomt, zeer uitgebreid).