Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2

[Hermes Celosse]

CELOSSE (Hermes) geboren te Willemstad omstreeks 1615, studeerde in de godgeleerdheid te Leiden, alwaar hij den 14^den Febr. 1635, bij de philosophische faculteit, als student werd ingeschreven. Predikant te Ridderkerk in 1642, is hij hier werkzaam gebleven tot zijn emeritaat in 1676.

Van zijn hand zag het licht:

De CL Psalmen Davids, mitsgaders de andere gewoonlycke gesangen, op de selfde wijsen, en afdeelingen van versen, als die in de Nederlandsche Gereformeerde kercken gebruyckt worden^1). Dordr. 1665.

Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 284. - Dr. R. Bennink Janssonius, Geschiedenis van het kerkgezang bij de Hervormden in Nederland. 2^de druk. Amst. 1863, blz. 148. - Josua van Iperen, Kerkel. historie van het Psalm-gezang der Christenen, dl. I. Amst. 1777, blz. 184 en 185.

1) In de voorrede spreekt Celosse van ‘ettelyke fouten, welke door de vorige Psalmberymers, tegen de Taal- en Dichtkunde, begaan waren; van het ongemeen verlangen der verstandigen, om eene nieuwe Psalmberijminge in den openbaren godsdienst te gebruiken en van den geschiksten weg, welken men moest inslaan, om in die veranderinge te slaagen; gelyk men zoo gemakkelyk met het invoeren van de nieuwe overzettinge geslaagd was.’ Hij meende: ‘uyt alle de gene, die de Psalmen Davids oyt in rijm gestelt, ende in 't licht gegeven hebben, moeste worden uytgekipt, het gene allerbest met den grondtext overeen quam, het beste Duytsch en de beste rijm was’, om zoo ‘alle ydele eere, nyt en wangunste uit Christi Kercke te weeren.’