Dec. bevestigd door Ds. Ens, met Hebr. XIII:17. Zijn ambt aanvaardde hij met Rom. 1:16. Beroepen te Beverwijk den 3den Juli 1725, vertrok hij derwaarts en deed hij er den 7den Oct., met Rom. XV:29-33 intree. Afscheid te Kwadijk preekte hij met Hand. XX:32, den 23sten Juni. Hij arbeidde te Beverwijk tot zijn dood, den 5den Mei 1742, toen hij, na een korte ongesteldheid stierf. De lijkrede op hem werd gehouden door zijn ambtgenoot J. Schardam uit Sparendam, met Job XIV:1 en 2.
Van hem zag het licht:
De wonderdaden des Allerhoogsten Godts, doorlugtig gezien in de grondtlegginge en voortzettinge van Nederlants vryheit, inzonderheit kragtdadig gebleken in het vermoeide beleg ende ontzet der stad Leiden, voorgevallen in den jare 1573 en 1574. Uit de gedenk- ende geloofwaerdigste geschiedschriften opgestelt door Joannes Aldekerk, bedienaer des goddelijken woorts der stede Beverwijk......
Blz. 171. Bij de h.t.p. opgegevene litteratuur over Andala moet gevoegd worden: Boekzaal 1727b blz. 598-605. - We vinden hier een opgave van 's mans geschriften. Het geheel is een zeer belangrijke bijdrage, die besloten wordt met het volgende Latijnsche vers:
D.T.O.M.S.
Professor RVarDVs AnDaLa, BoLsVarDensIs, TheoLogVs et PhILosophUs
Franekerae Abest
Pollens artibus, Ingenio, Pietate, Ruardvs
Andala, conditur hic; Spiritus astra petit:
Franica deflet Eum, sollers academiens ordo
Luget; Doctorym tota corona dolet.
Ille Renatus erit Chartis qui talia mandat;
Ille potens scriptis alter Apollos erit.
Abdita Naturae, Scripturae pandit amussim;
Signarum librum denique disposuit.
Hic jam, quae latuere Virum, mysteria nobis;
Percallet; laudans corpore, mente Deum.
D.D.D.C.C.XXVII.
Moestus posuit.
Adrianus Biman, Pauli Fil.
Eccls. Schellinganus.