Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 679]
| |
verdere studiën, zoo in de Filosofye als Theologye, te Utrecht’ alwaar hij in 1645 als student was ingeschreven, (cf. Alb. Stud. kol. 11). Als proponent toegelaten in de classis Brielle, werd hij later beroepen tot predikant te Elkerzee, waar hij arbeidde tot 1653, toen hij naar zijn geboorteplaats vertrok. ‘Geduurende zijn verblyf aldaar wierd hy, wegens zijne uitmuntende hoedaanigheden, eerst in 's-Graavenhaage, omtrent een half jaar daarna te Leiden en eindelyk te Amsteldam, beroepen: dog niettegenstaande allerhande kragtige middelen om hem ter aanneeming daarvan te beweegen; bedankte hy die drie gemeenten voor de hem aangedaane eere, en bleef, ten einde zijn's leevens toe’, te Zierikzee, alwaar hij den 9den Mei 1676 stierf. Zijn zoon Johan gaf in 1679 te 's-Gravenhage uit: Het Heil des Heeren, vertoont in XXXI predicatiën over de zaalige geboorte, heerlycke opstandinge onzes Heeren, en de troostelycke sendinge des H. Geestes, enz. Of Johan voldaan heeft aan zijn woord: ‘Verwacht noch andere die ick hoop hoe eer, hoe liever te sullen volgen, waer onder na myn' voornemen 't eerste zijn sal over onsen Heydelbergschen Catechismus, in welckers verhandeling het pit en de keern syner study t'samen vloeyt’, is mij niet gebleken. Litteratuur: de la Rue, ll. blz. 292 en 293, en Nagtglas, ll. blz. 87, waar we o.a. lezen; ‘In de verzameling (nl. van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen) is een klacht van hem aan gecommitteerde raden over een onbehoorlijk beroep te Elkerzee dd. Nov. 1640 en twee bladen uit een boek, waarop Martinus Bruinvisch. Luctante Victoria. 12 Juli 1611’. |
|