Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Brouerius Brouwer]BROUWER (Brouerius) werd geboren te Leeuwarden den 13den Nov. 1701 als zoon van Petrus, in leven ontvanger-generaal van Rauwerderhem en St. Velda. Na de noodige voorbereidende oefeningen aan de Lat. school in zijn geboorteplaats en ‘wanneer hy al een aanmerkelyk deel van den Hebreeuwschen Bybel gelezen hadde’, werd hij op 17-jarigen leeftijd ingeschreven als student te Franeker, waar hij het onderricht genoot van A. Schultens, Tib. Hemsterhuis, R. Andala, W.G. Muis en van de beide Vitringa's, vader en zoon. ‘Op den 11 van May 1722 verdedigde hij onder den jongen Vitringa, ter proeve van zijne vorderingen, een keurig opstel, door hem zelf vervaardigt, waarin hy onderzogt, welk eigenlyk het verschilstuk zy, dat de apostel Paulus in zijne brieven, aan de Romeinen en Galaten geschreven behandelt, en of dat in beiden hetzelfde zy, dan wel een verschillend.’ Weinigen tijd later trok hij naar Leiden, alwaar hij den 14den Sept. 1722, werd ingeschreven bij de theol. faculteitGa naar voetnoot1). In hoofdzaak volgde hij hier de lessen van F. Fabricius en T.H. van den Honert. Den 1sten Mei 1723 werd hij te Leeuwarden ‘ondersogt en tot proponent of kandidaat naar de Friese wyse geordend.’ Den 25sten Juni beroepen, deed hij den 25sten Juli (Romein, ll. zegt den 18den) zijn intree te Dronrijp. Van hier vertrok hij naar Hindeloopen (afsch. te Dronrijp 14 Oct. 1725, intree 21 Oct., afsch. 9 Juli 1730), Harlingen (intree 16 Juli, afsch. 8 Aug. 1734), Amsterdam (ber. 16 Juli 1734, intree 22 Aug.) ‘sedert welken tyd hy, zonder merkelyke toevallen van krankheid, den dienst alhier heeft waargenomen, alleen uitgezonderd eene ziekte, hem in Sept. 1752 overgekomen, waarin men meent de beginselen van zyne dodelyke kwale bespeurd te hebben, schoon het de overledene daar nooit voor gehouden heeft.’ ‘Men mag en moet naar waarheid van den overledene zeggen, dat hy een waardig en wys man geweest is, agter en kenner van velerlei geleerdheid, waar onder de taalstudie aanmerkelyk uitmuntte. Hy bezat een zeer keurig oordeel, trouw geheugen, nyvre vlijt en onvermoeide werkzaamheit, zelfs meer dan zyn lichaamsgestel wel toeliet. Hy was een ernstig voorstander van de regtzinnige lere, dog met die gematigheid, die feilbaren menschen past; niet ongaarne ook duldende, dat anderen van hem verschilden, zelfs niet, wanneer het voorviel, zijne kinderen; maar met billyke verontwaardiginge aanziende en beklagende den jammer van onze dagen ten dezen opzigte ....... Hij was zeer verre van godsdienstige bedenkingen en verrigtingen alleen aan den predikstoel te bepalen. Men weet van naby, dat hy, niet alleen met zyne huisgenoten, maar ook in enger zin in het verborgene, een dagelyks aanbidder is geweest van de hoge Majesteit, die zondaren door Christus tot verzoeninge met zich laat bidden; ook gedroeg hy zich het Evangeli niet onwaardig in zijne handelingen en in zyn verkeer.’ Onverwachts maakte de dood een einde aan zijn leven. Op Donderdag den | |
[pagina 646]
| |
19den Mei 1757 (Hemelvaartsdag) werd hij, kort nadat hij gepreekt had, en terwijl hij zich in gesprek bevond met een neef van hem, door een beroerte getroffen, die den 23sten Mei, een einde maakte aan zijn leven. De lijkpredikatie werd gehouden door zijn neef W. Budde, naar aanleiding van Luc. XII:37a. Ook T. van Schelluyne, heeft dit ‘door byzondere liefde en hoogagting, den overledene toegedragen, aangespoort’ gedaan, sprekende over Matth, XXIV:45-47. Van hem zag het licht: De gangen van Vorst Messias in het heiligdom, vertoont in ene schriftmatige verklaringe en toepassinge van den agt en sestigsten psalm. Waar agter gevoegt is ene korte uitbreiding van dat liedt: als mede ene kerkelyke redevoering over 2 Tim. IV:2, 3, 4. Gedaan by gelegenheit der bevestiginge van den WelEerw. Here Winoldus Budde, enz. Amst. 1752. Toen dit geschrift het licht zag, had hij reeds bearbeid: den brief van Paulus aan de Galaten en den tweeden brief van Petrus, die later, respectivelijk in 1762 en 1766, te Utrecht het licht hebben gezien. v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1435, vermeldt onder de door B. Brouwer uitgegeven boeken nog: Verklaring van Psalm LXVIII. Utr. 1782. (Ik vermoed dat dit hetzelfde werk is als: De gangen van Vorst Messias enz.). Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1434 en 1435. Vooral Boekzaal 1757b blz. 668-674. - Romein, Naamlijst der predikanten ..... van Vriesland, reg. i.v. |
|