1788, dit vonnis velde: ‘dat hun Ed. Mogenden, ter maintien van hun wettig gezag, den Heer Theodorus Brunsveld de Blau, den dienst als leeraar in de gemeente te Groningen opzeiden, en alzo het leeraarsampt van dezelve vacant verklaarden, gelijk zij den Heer de Blau; het zelve opzeiden, en het leeraarampt, met deesen vacant verklaarden; wordende voorts gemelde heer T.B. de Blau, verboden in de stad Groningen, en derzelver jurisdictien, den dienst als leeraar waar te neemen.’ Van dit vonnis werd bericht gezonden aan den grooten kerkeraad en de classis van ‘Stadt en Gorecht’, benevens die van het ‘Oldampt en Westerwolde’, als mede den rentmeester van der predikanten goederen en den heer de Blau zelf, wiens verzoek, om de preek, die hij uit 't hoofd had gesproken, maar daarna, dewijl ze door den stadsraad was opgevraagd, had opgeschreven, terug te hebben, werd afgewezen. ‘De raad begreep dit stuk in 's voorziters lessenaar te moeten opsluiten en bewaaren.’ Ook werd hem niet toegestaan, den synodalen last, hem opgedragen, te vervullen, nl. als correspondent van de Groninger synode te gaan naar die van Zuid-Holland. ‘So veel vernederings moest die agtenswaardige man, Groningens oudste leeraar, verduuren van sijne op hem fel gebeetene vijanden, dan hij bleef te midden van dit alles, het voorwerp der hoogagting van alle braaven; hij behield die sijner amptgenooten. Dit stak zijne partij dermate in 't ooge, dat deselve, op alle mogelyke verwydering van de kerk bedagt, hem de zitting in den kerkeraad, classen en synode weigerde’ (zie Vaderl. Historie.... Vervolg op Wagenaar enz. dl. XXII blz. 100-115).
Uitvoerig wordt over deze zaak gesproken door de Blau in zijn geschrift: Groningens oudste predikant, niet kerkelyk, nog regterlyk, maar by politieke resolutie der stadsregeering syn ampt ontsegd. Arnh. 1788.
Terwijl hij in rustige rust leefde, immers preeken was hem verboden evenals het zitting nemen in kerkelijke vergaderingen, zoo was hij toch niet ledig, want van hem zag het licht in 1789: Begeerde schadevergoeding. Leerredenen. Gron. 2 dl. Ook schreef hij een aanbeveling voor het boekje: Avondmaalsvoorbereiding over 1 Kor. X:26, door Samuel Werenfels, in leven theol. prof. te Bazel der Gereformeerde Nederduitsche en Fransche gemeenten in Groningen, alsmede der Doopsgezinden aldaar. Gron. 1793. Verder gaf hij nog uit: Onlangs biddag, en eerlang Nachtmaal, der gemeente van Groningen..... Hier is ingevoegd een brief van M. v. G. aan den Heer N.N. ter nabetrachting van den biddag. Gron. 1793.
Veranderde er veel in 1795, verandering bracht dit jaar ook in de Blau's uiterlijke levensomstandigheden, want hij werd ‘volledig in alle deelen van zijn dienst hersteld’ en de berichtgever, die dit meedeelt, voegt aan zijn woorden toe: ‘so mogten wy in dit heden (d.w.z. den 15den Maart 1795), den zelven voor de eerste reis op den leerstoel onzer hoofdkerk met een hartverblijdend genoegen wederom aanschouwen, en uit dien so lang voor ons gesloten mond, onder eene talrijke bijeengevloeide schare, door een zeer gepaste en opwekkende leerrede, uit 2 Cor. VI:1, 2 ons hooren toeroepen: ‘Ende wy [als] medearbeidende, bidden [u] dat gij’.... enz. Deze leerrede van de Blau, is almee in druk verschenen (cf. Boekzaal 1705a blz. 558 en 559).
Doch al was de Blau in zijn dienst hersteld, gewoon predikant is hij ondertusschen te Groningen niet meer geweest. Hij kreeg den titel van honorair predikant, doch dewijl hij geen enkel lichamelijk gebrek had en de lust tot den evangeliedienst