Wie het laatst lacht...Door Wijnand op het Spek.
Toen K. van Kooten en W. de Bie een bod deden op mijn zo goed als verlopen Moppenkalender, heb ik werkelijk geen moment geaarzeld! Hier kreeg ik dan toch nog de kans om mij op een sjieke wijze te ontdoen van mijn Moppen(t)rommel!
Houdt u van Moppen? Ik kan er absoluut niet meer tegen! Ik lach graag en veel, maar nóóit om Moppen! Dat ik tòch mijn hele leven in de Moppen heb gezeten, kwam doordat mijn vader mij op zijn sterfbed een drietal Moppen naliet - Meer had mijn oude heer niet bij elkaar gespaard, gedurende zijn leven...
Wat moest ik doen? Ik besloot de Moppen te verkopen! Ik schreef een briefje aan de oude Boon van Boon's Humoristische Kalender, waarin ik hem mijn Moppen te koop aanbood. Ik kreeg een briefje terug, of ik eens langs wilde komen met de Moppen, ik zal het nooit vergeten, het was op een dinsdag, toch al geen topdag voor een Mop, en daar zat achter een enorm bureau de grootste zuurpruim met de langste baard die ik ooit ben tegengekomen: de oude Boon.
Wat was dat een sjagerijnige man! Hoe zou ik deze menselijke Oorwurm ooit met mijn drie schamele mopjes kunnen ontdooien...En wat te doen wanneer de oude Boon mijn moppen al kende? Geld voor de terugreis had ik niet meer...‘Nou’, mopperde Boon senior, ‘komt er nog wat van? Je had toch drie Moppen voor me? Laat dan maar 's horen!’
Ik schraapte mijn keel en ik begon: ‘Twee gekken...
Ik had mijn drie Moppen zo smeuïg mogelijk verteld en wachtte angstig op het oordeel van ‘Mister Mop’, zoals de oude Boon in Beurskringen genoemd werd.
Zelf had ik, aan het sterfbed van mijn vader, al niet echt van harte moeten lachen om de drie Moppen, dus ik kon moeilijk verwachten dat Boon in schateren zou uitbarsten. Dat deed hij dan ook niet...Sterker nog: in mijn zenuwen verbeeldde ik mij
tekening: Willem
dat hij om mijn ‘Twee Schotten op de Walletjes’ kreunde van weerzin. Wie schetst dan ook mijn verbazing toen de Moppenkoning een heuse Rijksdaalder uit de zak van zijn vest opdiepte, die hij mij toewierp met de woorden: ‘Verkocht! En zo wil ik er elke dag drie. Morgenochtend half negen beginnen!’
Alle spanning ontlaadde zich nu in een zenuwachtige lachbui mijnerzijds, tot grote ergernis van mijn nieuwe werkgever. ‘Eén ding goed onthouden Spekkie’, beet Boon mij toe, ‘hier wordt niet gelachen!’ Daar heb ik mij sindsdien stipt aan gehouden.
Er viel trouwens weinig te lachen bij Boon's Humoristiese Kalender - het Moppenbedrijf bleek een keiharde handel, waarin men er niet voor terugdeinsde om elkander, vaak onder bedreiging, de laatste moppen te ontfutselen...De concurrentie was moordend en tot overmaat van ramp werd in Amsterdam ene Max Tailleur geboren...
Daar zat ik nu: met mijn twintig jaren de jongste redakteur van Boon's Humoristiese Kalender. De helft van de moppen begreep ik nog niet eens! Schuine moppen, schoonmoedermoppen - het meeste ging mij boven de pet. Wel begon ik te begrijpen hoe Boon de laatste halve eeuw zijn Kalender vol met moppen had weten te krijgen - het gaat erom dat je de moppen, waar er alles bij elkaar maar tienduizend van bestaan op de hele wereld, steeds in een nieuw jasje verpakt! Afhankelijk van de politieke toestand in de wereld veranderde Boon Fransen in Duitsers en terug, Schotten werden Twee Gekken, van Schoonmoeders maakte hij Bosjesvrouwen als het hem zo uitkwam, menige Cactus moest het in dezelfde mop eens een paar jaar als Banaan proberen te ‘doen’ en ik herinner me nog goed hoe ik, vlak na de oorlog, op last van Boon, Sam en Moos in Churchill en De Gaulle heb moeten veranderen. Maar dat heb ik toen geweigerd en daarna ben ik, met de Driehonderd Moppen waarmee Boon mij uitkocht, (iemand ‘uitlachen’, noemde hij dat) voor mezelf begonnen. In vijf jaar Boondienst was mijn werkkapitaal dus gegroeid van Drie naar Driehonderd Moppen.
Door van Oude mannen Achttienjarige Meisjes te maken en zo'n gerenoveerde Mop (Renomop) dan te verkopen aan de Okido, de Cheerio, De Lach of de Picolo (waarbij ik de Origimop vanzelfsprekend in mijn archief hield) slaagde ik erin een droge boterham op de plank te krijgen, maar ik was 21, en ik wilde meer! Ik zou Boon's Humoristiese Kalender tot een ‘lachertje’ maken - het neusje van de Nedermop zou vanaf nu slechts zijn te vinden in de blaadjes van Spek's Moppenkalender...
Het waren moeilijke jaren, maar mijn gevoel voor Humor hielp mij er doorheen. Het vele geld dat nodig was om ‘Spek's Moppenkalender’ van de grond te krijgen, scharrelde ik bij elkaar met mijn ‘Moppencentrale’. Zo kort na de oorlog moesten de mensen vijf jaar lachen inhalen en de honger naar Moppen was niet te stillen. Maar op de Radio mochten nog geen Moppen worden verteld en de Televisie bestond nog niet. Zo kwam ik op het idee een soort Moppenfonds op te richten (een Mop-o-theek, zouden we nu zeggen), waaruit de mensen elke week een ‘nieuwe’ Mop konden lenen, à 10 cent per stuk (drie Moppen voor een kwartje). Om aan klanten te komen, reed ik op mijn oude bromfiets met houten banden 's avonds door de stad en als ik ergens een kamer met mensen zag, belde ik aan en probeerde ik de Jarige (want die deden toen nog zelf open) voor een Mop te interesseren...
Ach, de mensen waren vijf jaar verstoken van alle humor