meer, waarover straks. De eerste klas doorliep ik bibberend van de zesjes. Verder geen bijzonderheden. Wekelijks verliefd en eerste sigaret gerookt (Golden Fiction). Over naar de tweede. Twee nieuwe jongens in de klas: keiharde, doorgewinterde zittenblijvers. De ene heette Jaap en de ander Carlo. Van Jaap en Carlo leerde ik dat je lang niet alles hoefde te leren. Afkijken was wel het minste. Vreemde woorden in andere talen hoefde je helemaal niet te kennen want er bestonden hele kleine, aan stationskiosken verkrijgbare Langenscheidt-woordenboekjes die tijdens ‘proefwerken’ precies in de palm van je zwetende hand pasten. Frans, Duits en Engels gaven dus geen problemen meer. Geschiedenis evenmin, want dat hadden we dinsdags het derde uur en de leraar, meneer Hornsveld, sloot zijn kast nooit af. In de op het derde uur volgende Kleine Pauze slopen Jaap, Carlo en ik het verlaten leslokaal weer binnen en lichtten onze tien minuten tevoren opgehaalde en op de Vragen na opzettelijk blanco gelaten repetitieblaadjes uit de stapel op de derde plank links. Om beurten penden wij vervolgens als gekken de juiste antwoorden neer. Steeds een mannetje op de uitkijk en eentje die hardop uit zijn geschiedenisboek voorlas wat het wezen moest, zodat nummertje drie van ons geslepen trio zijn Voldoende bij elkaar kon frauderen. Daarna wisselen.
Ik ging dus glansrijk over naar de derde, maar dan moest je kiezen: HBS of Gymnasium. Omdat ene Helmi Jongbloed voor de Gymnasium-richting koos, volgde ik blindelings. Helmi was een stootje met twee borsten toen alle andere meisjes er nog maar eentje hadden en die wilde ik niet uit het oog verliezen. Door mijn onbeantwoorde verliefdheid kwam er van-studeren niets terecht, maar gelukkig zat er een zekere Adje in drie gym, die de handtekening van de leraar Latijn kon namaken. Dat scheelde, want we kregen op het Pothof allerlei ‘taken’ en die moest je dan maken om ze als ‘tot volle tevredenheid der leerkracht verricht’ afgetekend te krijgen op je ‘takenkaart’. Dus dat deed Adje meestal.
In de vierde kregen we gelukkig een leraar Grieks die zijn cijferboekje 's middags na schooltijd niet in zijn tas mee naar huis nam, maar het opsloot in zijn kast. Van dit kastslot hadden ene Rien en ik onmiddellijk een gipsafdruk gemaakt en twee weken later beschikten we allebei over een prachtig passende sleutel. (Riens vader dreef een IJzerwinkel). In ruil hiervoor parafeerde ik Riens Biologietaken met de niet van echt te onderscheiden handtekening van onze lieve leraresse juffrouw Muller, aan wie ik nog dikwijls met warme gevoelens terugdenk. Haar handtekening beheers ik overigens nog steeds. Alleen in bange dromen niet, dus. Van onze alcoholiese leraar Scheikunde, de heer Musch, kochten wij zeven en achten met halve literflesjes jonge en oude jenever, die wij 's zaterdagsmiddags stalen uit haagse slijterijen. Zelf dronk ik echter uitsluitend tijdens de schoolvakanties, want om Vijf Alpha zonder kleerscheuren door te komen moest ik permanent een vaste hand hebben met het oog op de te vervalsen autogrammen der leraren Latijn, Duits, Aardrijkskunde en Oude Geschiedenis. Gelukkig kreeg ik in het laatste kwartaal een intieme verhouding met de vrouw van onze conrector, die mij steeds ruim tevoren inseinde over de te verwachten proefvertalingen Vergilius en Homerus. Je hebt er nu natuurlijk niets meer aan, maar ik kan het jullie aanbevelen hoor, zo'n gymnasium-opleiding!
Het laatste jaar was een fluitje van een cent want we waren met drie jongens een door de rector bedreven zedendelikt aan onze weetjes gekomen. Het stuitte mij weliswaar tegen de borst, chantage, maar het ging nu om het Einddiploma en dat móest ik halen want ik wou Luitenant worden in Militaire Dienst. Platte pet in plaats van slappe baret, zo was ik wel. Ik zie nog voor me hoe we hem vastbonden op zijn eigen rectorskamer en hoe hij ons onder dreiging van onze scheermessen de namen prijsgaf van de leden der Eindexamenkommissie. Negen Dames en Heren Gekommitteerden waren het. Acht heb ik er toen samen met ene Peter, een avond mee uitgenomen naar de haagse Plaza-club. Whiskey, gewaagde danseressen en een Italiaans kwintetje met staande pianist. Door het dolle, waren ze. Het huis van de onomkoopbare negende gekommitteerde staken wij aan de vooravond van de eerste eindexamendag in brand, zodat hij door bluswerkzaamheden verhinderd was te komen. Toen ik een weekje later met allemaal tienen geslaagd was voor het Eindexamen Gymnasium Alpha, heb ik, samen met Joop en Leo, het Pothoflyceum opgeblazen. Dat heeft nog in de krant gestaan. Moet dat knipsel nog ergens hebben.
Ziezo, het is eruit. Dat lucht op jongens. En nu zijn jullie natuurlijk benieuwd wat er van al mijn perfide klasgenootjes terecht is gekomen, later. Jaap is tegenwoordig directeur van een grote Koekfabriek en Carlo, las ik gisteren in de Staatscourant, is zojuist benoemd tot buitengewoon gevolmachtigd Nederlands Ambassadeur in Uruquay. Liesbeth, dat meisje waarmee alle jongens het voor een reep mochten doen, in de fietsenstalling, is toch nog Koningin van Engeland geworden en Rien is de nieuwe salesmanager van Lockheed voor heel Europa.
Adje schijnt het heel erg naar zijn zin te hebben als Adjudant van Prins Johan Friso, terwijl Peter particulier Secretaris van de heer Zwolsman is. Joop en Leo drijven samen een bloeiende wapenhandel met alle jonge Afrikaanse Staten en ikzelf heb het dus weten te schoppen tot Directeur van het Simplisties Verbond. Zo zie je maar weer eens dat er geen enkele relatie bestaat tussen het op school gepresteerde en het maatschappelijk bereikte. Jammer, maar waar; deze Biecht verschijnt dus veel te laat of toch misschien nog net op tijd. Dat mag je zelf bepalen. Zoals alles trouwens, tegenwoordig. Nee, dan wij vroeger!
Koot