‘Er zijn dus twee delen van. Novecento Eén en Novecento Twee.’
‘Oh ja. En iets van zestien uur bij mekaar hè? Lijkt me wel een beetje hevvie.’
‘Novecento? Dat valt ontzettend mee, als je Sil de Strandjutter hebt gezien. Je kunt het beste naar deel één gaan, als ik je een tip mag geven. Maar nu moet ik er echt vandoor, Marijke zit op me te wachten en we zouden nog zodoende.’
‘Waar draait-ie, die deel één?’
‘In Tuschinski 2.’
‘En wat draait er dan in Tuschinski 1?’
‘Nou daar draait Novecento 2 dus.’
‘Dus ik kan het beste naar Tuschinski 1?’
‘Nee, als je eerst deel één wil zien moet je straks naar Tuschinski 2.’
‘Dus net andersom dus.’
‘Ja Novecento één draait in Tuschinski 2 en Novecento twee is in Tuschinski 1.’
‘En die andere film, die niet met Lino Ventura was?’
‘l'Innocente?’
‘Ja. Waar draait die?’
‘Die draait in Tuschinski 4. En nou ben ik echt weg, want je weet wel.’
‘Wacht nou even! Dus Linocenta die is in...’
‘Tuschinski 4! Novecento één draait in Tuschinski 2, Novecento drie, hè, shit, Novecento twee is in Tuschinski 1 en l'Innocente is in Tuschinski eh vier. Veel plezier!’
‘En l'Innocente twee is Tuschinski 3 dus?’
‘Welnee! D'r is helemaal geen l'Innocente 2!’
‘Oh. Maar Tuschinski 3 is er toch wel?’
‘Ja natuurlijk! Tuschinski 5 is er ook! Maar nu ga...’
‘Wat draait daar dan?’
‘Waar?’
‘In Tuschinski 5?’
‘Weet ik veel! Nou de groeten...’
‘En die portier?’
‘The Night Porter, nee, die is alweer jaren weg. Nou, ik moet.’
‘Nee, ik bedoel die portier, die portier van Tuschinski. Die man aan de kassa, die dat door moet geven. Is die nog niet stapelgek geworden?’
‘Geen idee. Zeg, ik moet nu echt...’
‘Aan de juffrouw van de kaartjes, die portier. Goedenavond mevrouw meneer. Twee stalles voor l'Ovicentio deel twee graag. En dan die portier door dat raampje: twee stalles Tuschinski 1! En dan die mensen weer: nee portier, we wouen naar l'Ovicentio twéé. Dat is in Tuschinski 1 meneer. Enzovoort. Godallemachtig. Dan kan je toch nog beter in de cosmetici zitten, zoals ik.’
‘Nou het beste en sukses ermee!’
‘Ja. Bedankt. Dag.’
‘Saluut.’
‘Ober! Mag ik nog een Campario? En is de keuken al open?’
‘Jawel meneer.’
‘Kan ik dan een bord Marconi krijgen? Of nee wacht: doet u maar Spagetta. Mèt kaas. Spagetta met Parmonzola.’