echter aan de Letteroefening houd. De beroemste Mannen van onze, en de voorige eeuwen, hebben haar vermoeide pennen op deeze wijze verpoost. 't Zal in my dan, die zoodanige lichten, en verstanden, met alle eerbiedige achting, in't kleine, en van verre zoek te volgen, van U Edt. niet mispreezen werden, dat ik mijne tusschentijd aldus besteede. De vryheid nu van een stof uit te vinden, die tot een Spel te schikken, en eindelijk met Rijmregelen op te maaken, behoef ik met geen omslag van redenen te verantwoorden: want wijl de dichtkunst, een der vrye kunsten is, mag elk die naar zijn beste kunde, oefening, en zinnelijkheid handelen. Maar de vrymoedigheid, die ik neem, van aan U Edt. die in deeze kunst het oog doorzichtig, en