Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772
(1939)–Jacob Bicker-Raye– Auteursrecht onbekend
[pagina 353]
| |
Hoofdstuk XXXVIII
| |
[25 Januari]‘Huysbraak’ werd met den dood gestraft. Twee kerels, die zich aan ‘menigvuldige huysbraken en dieverijen’ hadden schuldig gemaakt werden op 25 Januari opgehangen. De een was 39 jaar en de ander 21 en beiden waren ‘burgerkinderen’ dezer stad. De justitie was zoo genadig geweest, dat een een kist kreeg. Het andere lichaam moest naar de snijkamer.
Monsieur Corn. van Rietschoote, gerookte zalmverkooper in de Vischsteeg, door de wandeling genaamd ‘Keesie me guytje’, een heel goed en eerlijk man, overleed op 25 Januari seer subiet aan een beroerte. | |
[pagina 354]
| |
[12 Februari]Op 12 Februari was op den dank-, vast- en bededag voor de armen - en dat waren er door de extra duurte van alle levensmiddelen zeer velen - in de kerken een bedrag gecollecteerd van f 16.903-5-8 en een ring met diamant. | |
[26 Februari]‘Op 26 Februari kwame twee heeren, eene Houtkamp en de Raadt, seer swaar beschonken, van de Diemerbrug uit de herberg van Jan Voordewint, met een chaise rijden en reden tegen een boom, waardoor zij beiden uit de chaise in de sloot vielen. De Raadt had zijn nek gebroken, de ander was er bij de dood uytgekomen. De Hemel beware alle menschen voor zoo een droevig ijnde’. | |
[26 April]De oud-Burgemeester Harman Hendrik van de Poll overleed op 26 April na eenigen tijd onpasselijk geweest te zijn, aan verval van krachten in den ouderdom van 75 jaren. Hij was de laatste van de Heeren Burgemeesters die ‘onschuldig en zonder ooit ietwat misdaan te hebben, in het jaar 1748 bedankt en uit de regeering geraakt zijn. Hy hat een geheele Postery (postmeestersplaats) die nu ook aan het gemeene land vervalt’. | |
[11 Mei]In den avond van den 11en Mei brandde de schouwburg op de Keizersgracht tot den grond toe af. Bij Wagenaar en anderen kunnen we hieromtrent uitvoerige beschrijvingen lezen, ook Bicker Raye geeft er ons een verslagje van: ‘d.d. 11 Mei 's avonds om half negen uur terwijl in de Kommedie de Vlaamse Opera van de kwalijk bewaarde dochter en na hetzelve de klugt van de Deserteur gespeeld wier, is er aan de schermen door een koortje, dat in een lamp kwam, een alderverschrikkelijkste brand ontstaan, waardoor in minder dan een half quartier de gansche kommedie in de vlam stond, dewelke in minder dan drie uur tot de grond toe in de asse is geraakt, beneffens een huys in de Runstraat, | |
[pagina 355]
| |
De afgebrande schouwburg.
dat een sleepersstal was van Winkelman, vol hooi en stroo, sijnde de paarden alleen maar gered. Ook nog verschydene huysen in de Runstraat als op de Prinsengracht, so huysen als pakhuysen seer swaar beschadigd, niettegenstaande er wel 46 à 48 spuiten aan den gang waren, dat bij de oudste menschen geheugen nooyt so in dese stad gebeurt is. Door de konfusie dat yder een van de eersten wilde zijn, die uit de kommedie wilde vlugten, sijn er seer vele droevige ongelukken gebeurd en onder anderen, zoo veel bekend zijn, gestikt van den rook, versmoort of verbrand: Mevrouw Lubs, gebooren Fijtema met haar dogter oud 11 à 12 jaar, de Heer Louwies Andree, De Heer & Mevrouw Jacob de Nuville van Lennep, het soontje van den Heer Thomas van Eyk, oud 7 jaar, de Heer Jan de Wolff, de Heer Brinkman, Mevrouw Taxsera, de Heer van Oosterom, de makelaar Roos, een Zweetsch officier, de Heer Corn. Raus, architekt generaal van alle stadswerken, een fris schoon jong kerel, | |
[pagina 356]
| |
die om de menschen te helpen en so veel doendelijk tragtende den brand te blussen, sijn leeven ellendig heeft verloren. Zijnde wel drie à vier malen uit de commedie geweest, en ijndelijk door het instorten van het dak met Brinkman verpletterd, alsmeede nog verschydene menschen, meer als men denkt; van dit alderdroevigst geval zullen tot nagedachtenis vier printverbeeldingen, met een nadere nette beschrijving in het ligt komen. Er zijn considerabele schatten zoo aan juweelen, kleinodiën als goudbeursen soek geraakt. Van Mevrouw Taxsera wort gesegt, dat sy voor meer als f 20.000 aan juweelen aan hat’. Ook de oude mevrouw Trip was indirect het slachtoffer van den brand geworden. ‘HEdl. was zeer geschrikt van die brand, denkende, dat haar kleynkinders ook in de kommedie waren, die door seker belet daar niet geweest waren, hetgeen gezegt wordt de oorsaak van haar dood te zijn’. | |
[18 Juli]18 Juli 1772 is de heer Johan Dusardt op desselfs hofsteede Meerhuysen aan den Amstel overleeden; hij was over 40 jaaren genoegsaam blindt geworden door een dartele juffrouw, die hij een snuyfje presenteerde en met haar handt tegen de snuyfdoos so aansloeg, dat hem de snuyf in de oogen vloog, waardoor hij byna sijn gesigt verloor, dog kon nog eeven door het huys sien te gaan ‘dog naderhant door een oogmeester, Mr. Taylor, die voorgaf hem weder siende te kunnen maaken, ten eenemaale is blint gemaakt’.
Een groote diamant, die eenige jaren in de bank alhier bewaard was en 779 karaat woog (zie blz. 318) was in Augustus aan de Keizerin van Rusland voor een som van twaalf tonnen gouds en vier duizend roebels jaarlijks, verkocht. Met het schip de Jonge Bouke, schipper Arnoldus Banning, was de kostbare steen, hier te lande geassureerd voor 550.000 gulden, naar Petersburg verzonden.
Mr. Theodoor Boendermaker, Scheepen deser stad, die een rijsie naar Spa was weesen doen, wiert onderwegen door een swaare krankte overvallen en overleed te 's Hertogenbosch, sijnde een seer schoon sterk mensch in het fleur sijns leevens en nog maar 28 jaar oudt. | |
[pagina 357]
| |
Evenals zijn oom Mattheus stierf ook hij kinderloos en zijn andere oom Mr. Pelgrom ten Grootenhuys Boendermaker, die ook nog in dit jaar zou overlijden, had evenmin nakomelingen. Deze was de laatste mansoir van de familie Boendermaker. | |
[15 Augustus]‘Op 15 Aug. (1772), een houtsaagmolen buyten de Saagmolenspoort wat ontstelt sijnde, kwam een molenmakersbaas na deselve sien, dog niet kunnende sien, wat er aan mankeerde, liet hy de seylen aanslaan, sonder dat er hout voor de saagen was, waardoor die molen seer stark liep. Die baas, tegen den moolen staande en op sijn vlughijt steunende, wilde tussen de wieken deurloopen, en hat het ongeluk, dat de volgende wiek hem so een yselyken slag toebragt, dat het bloet hem uyt neus, ooren en mont uytliep en hy kort daaraan doot bleef’. | |
[31 Augustus]31 Aug. (1772). De Heeren Regenten van de Roomse armen, hebben de grondt van de afgebrande commedie overgenoomen, sullende op die plaats een Rooms Armenhuys gestigt worden.
31 Aug. (1772) 's Avonds te half ses uure is hier tot Maarsen een alderbedroefst en afgryselyk weer geweest van horribele blixemstraalen, swaare donderslaagen, konsideraabele stortregen, verselt van so een yselyke wint, dat wy niet anders dagten, of het geheele huys op Geesbergen soude het onderste booven gewaayt sijn, welke terribele wint en onbeschryfelyke stortregen als een wolkbreuk duurde tot ongeveer half seven uur. | |
[pagina 358]
| |
kinders bekent staan, 63 daaraan gestorven sijn, buyten jongelinge of menschen van jaaren, dat al heel veel is’. | |
[11 November]11 dto. ‘is den Mr. timmermansbaas Hermanus Mulder overleeden; hy was een groot kunstenaar om menschen tanden in den mond te setten, selfs geheele gebitten van boven en van onderen, die hy met leeden aan malkanderen agter in den mondt wist vast te maaken, dat men daar een seer goet gebruyk van hat en selfs geheel in en uyt de mondt kost te setten, hebbende daar ook een geheyme spesie toe, die so hart was als staal en nooyt geel of swart in de mondt wier, nemende voor yder tandt een ducaat. Ook had hy een masine uytgevonden van een soort plijster, die seer buygsaam was en van binnen hol als een pijpje bleef, waarmeede men sigself, als men opstopping van waater hat, seer gemakkelijk kost aftappen, hetgeen van veele doctoors en cirurgijns het geheele landt door seer getrokken wier en hy seer veel debiet van hat’. | |
[16 Oktober]16 October 1772. ‘Sijn Doorl. en Koninklijke Hoogheden hebben heeden van het lusthuys Soestdijk een tourtje naar Maarsen gedaan met deszelfs gevolg in drie koetsen, twee met ses paarden en een met vier paarden bespannen, rydende om half twaalf voorbij Geesbergen. Het hooge geselschap stapte op de Kaatsbaan bij de brug van Maarsen uyt de koetsen, wandelende door het dorp langs de Vegt naar de buyteplaats van den heer Pannera, genaampt Luxemburg, besigtigde die fraaye plaats, gebreuykte eenig gebak, vrugte, weynen etc. Om een uyre stapte Sijn Hooghijt met eenige Heeren in het sloepje van den Heer van Dam, 't welk met veele vlaggen en wimpels fraay versiert was en Haar Kon. Hooghijt in het Staatejagt van Uytregt, en staaken de Vegt over op de plaatse van de Hooged. Welgeb. Vrouwe van Termeer en Maarsen, alwaar Hoogstdeselve het middagmaal hielden, na den eeten die fraaye | |
[pagina 359]
| |
plaats onder het springen der Fonteynen rondwandelden en na den middag om half vier uure weeder naar Soestdijk vertrokken. De heer de Leeuw, te Maarsen aan de Vegt wonende, nam de vryhijt om Sijn Hooghijt an passant aan te spreken en te feliciteren over de geboorte van een Erfprins (den lateren Willem I) en teffens een digt op de jonge Erfprins te presenteeren, 't welk dien Prins seer gratieus aannam, kunnende alle menschen te Maarsen, van de fatsoendelijkste tot de geringste, de groote vriendelijkhijt van die Hooge Persoonen niet genoeg roemen’.
En nu legt Jacob Bicker Raye de pen neer. Na December 1772 teekent hij niets meer op. Hij was 't waarschijnlijk eerst wel van plan, want het dagboek bevat nog verscheidene blanco pagina's en ook heeft hij het jaar 1772 niet, zooals dat meestal zijn gewoonte was afgesloten. Oud, kreupel en stram van de podagra, zoodat hij zelfs zijn huis niet meer verlaten kon, heeft de bijna 70-jarige het bijhouden van zijn dagboek gestaakt. Vijf jaar later is hij eerst overledenGa naar voetnoot1). |
|