Katoen van cel tot weefsel
(1927)–Isidoor van Beugem– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |||||||
1o het direkt opdrukken van de kleur: dit is de rechtstreeksche druk. Men schrijft de uitvinding hiervan toe aan de Hindoes; 2o het opdrukken van stoffen, die beletten, dat de kleurstof zich op de gedrukte plaats vormt of afzet en daarna verwen. Men heet zulks reservedruk; 3o het opdrukken van stoffen op geverfd goed, waardoor de kleurstof vernietigd wordt. Deze methode heet men etsdruk. Bij den direkten druk wordt na opdrukking van de kleurstof de katoen gedroogd; dit om niet te vlekken. Het in de vezel dringen van de kleurstof wordt bekomen door de katoenstof bloot-te-stellen aan zeer heeten waterdamp. Ten opzichte van het mekanisme van de katoendrukkerij onderscheidt men nog:
Bij de eerste twee methodes gebruikt men drukblokken. Dit zijn blokken van appel- of perenhout, waarin de teekeningen verheven uitgesneden zijn. Bij de laatste methode wordt de stof tegen drukwalsen geperst, waarop de vereischte tee-aan-te-geven. Na het drukken volgt het apprêteeren, wat de kleuren verlevendigt. |
|