Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Vroeger spreek met het water en luister naar de zevenmijlslaarzen van het wandelen want ik wandel in mijn hoofd mijn hoofd een zeer grote oppervlakte waarin men als vanouds verdwalen kan ik wandel in mijn hoofd maar op en neer maar heen en weer en kom nooit terug spreek met het gras en proef het gras ach kus het gras want het is de enige kleur die wij hebben zolang er nog sprake is van geen maart geen april en ik dwaal in mijn lichaam zwerf rond in mijn uitgestrekte handen [pagina 160] [p. 160] zie daar staan als gisteren de bomen waarin wij als kind hebben geklommen wij zijn er nooit meer uitgekomen en kijk daar is nog het meer waar wij waren in de boten van papier ik loop nog steeds over de stenen weg van het verlangen en op mijn zwak geroep er is geen antwoord over de betonnen straat van het roepen over de gladde laan van het uitglijden Vorige Volgende