Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters
(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
IIEen vreugdeschrik slaat door mij heen
Hoe kwam ik ooit tot hier?
Gerrit Achterberg
Ik heb een octopus zien vangen.
Hij was rose als een kind.
Het was toen we met een kleine boot
zijn weggevaren van Makarska.
Weet je nog hoe wit de bergen waren?
Als verblindende goden.
Groen was de zee waarin de octopus zwom.
De boot lag te diep.
Wij waren dertien warme waterdieren
met zoveel armen om te strelen.
Een speelde harmonica
en de anderen zongen.
Dit is achter en achter de droom geweest
en nu is het werkelijkheid.
Kijk, het plankier is daar en
de wijn en de dans, hand in hand.
Hun voeten dansen de kracht van het licht,
het geheim van dit land.
Herken je het niet, herken je?
| |
[pagina 89]
| |
De wijn maakt zo licht.
Wij varen weer
en zij stromen zich zingende leeg.
Meisje van het meisjeslyceum.
Zo gelukkig zijn.
Varen de avond onsterfelijk binnen.
|
|