Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Rijden door Genesis alleen de auto gaat nog te voet ik moet zittend zwerven tussen stalen wanden door wat me jaren ontnomen is nu graaft hij dalen met zijn handen en werpt bergen op hij vormt schuchter zilveren berken en nog duizend houten bomen nauwelijks houdt hij me bij zo snel nader ik zijn werken zijn koeien liggen nog gevouwen maar net volgroeid binnen mijn kijken van klei zijn zijn varkens nog de kruisen van telegraafpalen staan zonder lichaam opgesteld via koortsachtige draden smeekt een stem: schep toch hem Vorige Volgende