Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Kleine lofrede op mijzelf I Wat moet ik zeggen van de avond als het avond is en iedereen ziet het en zegt: het wordt al nacht, het vee en de bomen kunnen buiten blijven, maar binnen gehaald worden de kleine veete en de twee weten meer dan een. Beter is te zeggen: je hebt een spoor gedrukt in de dag maar de avond staat boven de rand van de dag en niemand die het ziet en zegt: je laat een spoor na onder het oppervlak van de nacht. Wat moet ik zeggen van de avond als het avond is en iedereen ziet het en zegt: morgen binnenhalen de oogst. II Zie je: je kunt je ogen niet geloven; de kleine uitblinkers oog in het dorhouten stamhoofd gesneden. Een steenworp van hier ligt de steen daarachter verschuilt zich de aarde Je kunt een wissel trekken op wat je toekomt een nacht op het rad gespalkt rondrijden en bevend in de ochtend in de ogen het evenlicht herstellen voor de spiegel [pagina 34] [p. 34] Maar wat kunnen wij doen met weinig avond vrouwen onvruchtbaar gegroet in het langs wandelen - de leden bewegen afwijzend de vogels geland op richels in de ruimte? Begeven kunnen wij ons een steenworp van hier naar de aarde bij 't vallen der eerste vrouwen. III Dit is het geluid van weinig leven. Aan de klank hecht zich behoedzaam muziek. Hoor wat ik zeg. Zovaak al gehoord: geen vrucht heeft de bloesem gekend. Zo het zo zij: waar sterft de vader? waar leeft de moeder voort? Hoor. Aan de klank hecht zich behoedzaam muziek. Hoor wat ik zeg: de moeder wordt later haar zoon. Zo is de mens: een veelvoudige akker. Slechts de oogst kent de maaier bij name. Zie je mijn vruchten maaier? Zo gaat de mens beschrijvend met kortademig leven de lange adem des doods. De maagd vrouw gepijnigd noemt het kind dat breekt door het vlak. Dit is vermengd het raadsel met de stof waaraan wij gewennen: het brood als een graf, de wijn een zachte lijkkoets en weer de mens, die de mens doet uitgeleide. Daarom mijn zoon noemt het geheugen mij: niemand verdenkt mij. * Vorige Volgende