Westfriesland, Tessel en Wieringen
(1955)–Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdVenhuizenHemVan de HER VORMDE KERK te Hem is nog slechts de forse toren van historischGa naar margenoot+ belang. Sedert een brand in 1898 is deze evenwel van een vernieuwde bekroning voorzien. De kerk, die een kruisvormig grondplan heeft gehad, is in 1858 afgebroken en door een nieuwe vervangen. | |
[pagina 218]
| |
Ga naar margenoot+ De toren, fig. 55, beneden zwaar met klimop begroeid, bestaat uit drie geledingen, versierd met smalle spitsboognissen, die in de bovenste geleding door smalle spitsbogige
Fig. 55. Hem. Toren
spaarvelden onderverdeeld zijn, welke deels als galmgaten geopend zijn, deels met kleine driepassen gedetailleerd zijn. De bekroning met de gemetselde balustrade is gelijk met de smalle naaldspits na de brand vernieuwd. Aan de voet van het muurwerk zijn in secundair verband moppen verwerkt, hogerop meet de steen 22 - 24 × 5, 10 lagen 65. De ingang is in een geprofileerde hoogopgaande bakstenen spitsboog gevat en wordt gedekt door een rood zandstenen latei. Inwendig zijn in de noord- en zuidmuren korfbogige spaarnissen aangebracht; de doorgang naar de kerk was spitsbogig. De bouwtijd is in het begin der xvie eeuw te denken. Ga naar margenoot+ In de kerk is de oude preekstoel behouden; de kuip is voorzien van geornamenteerde pilasters en panelen met z.g. kornisversiering xviib. Ga naar margenoot+ In het Westfries Museum te Hoorn bevindt zich in bruikleen een uit de kerk van Hem afkomstige rode zandstenen sarcophaag met deksel. martin ms. beschrijft deze kist van bontzandsteen, maar meent dat het deksel en de kist niet bij elkander horen. Het deksel is versierd met een door twee geschulpt uitgekapte randen geflankeerde kromstaf. | |
VenhuizenGa naar margenoot+ HET VOORMALIG RAADHUIS is een vermoedelijk in het midden der xviiie eeuw grotendeels vernieuwd rechthoekig gebouw, bestaande uit een begane grond en een verdieping, gedekt door een vierzijdig schilddak met een dakkapel. Het bovendeel van de gevel en de dakkapel zijn versierd met gebeeldhouwde natuurstenen klauwstukken, twee schildhoudende leeuwen en een cartouche met 1662, alles afkomstig van een ouder gebouw. Volgens van der aa, deel 4, blz. 596 stond er te Venhuizen een raadhuis en een vierkante Waag; wellicht is het onderhavige gebouw oorspronkelijk de Waag geweest, of vergist van der Aa zich en is in dit oude raadhuis beneden een waag geweest, zoals gebruikelijk, waardoor de gesloten begane grond verklaarbaar is? Op de schoorsteenkorf stond tot voor kort een windvaan met 1764. Omlijsting van de deur en gebodenborden, midden xixe eeuw.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, oudtijds aan de H. Emerentia gewijd, is een geheel vrij gelegen éénbeukige kruiskerk van welks schip in 1875 twee traveeën en de daarin gebouwde, inwendig op kolommen rustende, toren afgebroken zijn en vervangen door een nieuwe toren. De kerk is eigendom van de Herv. Gemeente; de nieuwe toren van de burgerlijke Gemeente. Ga naar margenoot+ Teg. Staat v, blz. 493; joosting en muller i, blz. 75; N.H. Oudh. i, blz. 125; Gen. en Herald. Ged. v, blz. 99. | |
[pagina 219]
| |
daarnaar, benevens één uit het zuiden door Spilman in Prov. Atlas te Haarlem en gravure door deze naar c. pronk in Verheerlijkt Nederland, pl. XCVIII-206. Het gebouw, fig. 56, bestaat uit een drie traveeën diep schip, een ruim dwarspandGa naar margenoot+ en een twee traveeën diep, vijfzijdig gesloten koor. Fig. 56. Venhuizen. Herv. Kerk
| |
[pagina 220]
| |
Ga naar margenoot+ Het muurwerk van het schip is nog grotendeels oud, doch uitwendig met machinale steen bemetseld. Het transept dat door bouwnaden van het schip en het koor gescheiden is, is opgetrokken van baksteen, groot 21 - 23 × 5 - 5,5, 10 lagen 63 - 64, met vooral aan de noordzijde rijke toepassing van natuurstenen negblokken en spruitstukken in de geveltop. De baksteen aan het koor heeft over het algemeen dezelfde afmeting; aan het plint komen daar secundair gebruikte moppen voor en in de noordmuur partijen van verschillend materiaal, afkomstig van wijzigingen en herstellingen. Ga naar margenoot+ De vensters zijn alle nog van profielen voorzien, die aan het koor en de noordelijke transeptarm door een brede hollijst gevormd worden en aan het zuidertransept eenvoudiger uit een hol en een afschuining bestaan. De koorvensters zijn met bakstenen harnassen bezet, die ietwat onjuist hersteld zijn; alleen het noordoostelijke gedichte venster bewaart de originele tracering met grote visblazen in plaats van de elders gevormde cirkels. Twee traveeën aan de zuidzijde zijn doorbroken door laag aangebrachte schuiframen ten behoeve van de later in het koor ingetimmerde consistoriekamer. Buitengewoon rijk voor dit gebied zijn de transeptgevels behandeld, pl. CI-213. De grote vensters die in het bovenste deel gedicht zijn, zijn geflankeeerd door twee hoge nissen, die door eenvoudig geprofileerde dagkanten en bakstenen traceringen met natuurstenen spruitstukken gedetailleerd zijn. De top van de gevel wordt door een bakstenen lijst doorsneden en is daarboven met een nis en twee uitgediepte cirkels versierd. De onderdelen van het versieringsschema zijn aan de noordzijde veel rijker en harmonischer uitgewerkt dan aan de zuidzijde. Aan de noordzijde vullen grote cirkels met geprofileerde dagkanten bijna de gehele, boven en naast de nissen resterende muurvlakken, terwijl ter weerszijde van het grote venster nog kleine beeldnisjes met natuurstenen baldakijnen van accoladebogen en doornbladeren een plaats kregen. Aan de zuidzijde daarentegen zijn de cirkels niet geprofileerd en aanmerkelijk kleiner, waardoor zij wat verloren in het vlak staan. De oostelijke muur van deze dwarspandarm is verlevendigd geweest door ruitvormige metselmozaieken, waarvan sporen te herkennen zijn. Ga naar margenoot+ In het inwendige, pl. CIII-216 zijn de eerste twee traveeën als tochtportaal, dienstruimten en orgeltribune afgescheiden. Het dwarspand met één travee van het schip en van het koor doen als kerk dienst. De rest van het koor bevat een consistoriekamer en bergruimten. In het muurwerk van de laatste schiptravee is de overgang van het hogere dwarspand naar het eertijds blijkbaar lagere schip waar te nemen, doordat de muurplaat van oost naar west sterk helt. Vóór de vernieuwing in 1875 was deze overgang ook uitwendig waar te nemen blijkens de tekening van pronk. De wanden van het dwarspand zijn inwendig aan de oost- en westzijde door grote blindnissen verlevendigd; de versnijding van het muurwerk der topgevels verloopt trapsgewijze langs het venster. De kerk is gedekt door houten tongewelven waaronder de muren door trekbalken met gepeerkraalde sleutelstukken gekoppeld zijn. Enige trekbalken zijn blijkens data erop vermeld o.a. in 1717 en 1928 vernieuwd. Op de hoeken van de kruising komen de schinkels neer op baldakijnen, waaronder vier goed gesneden houten beelden geplaatst zijn als bekroning van de hoekschalken, welke ter halverhoogte van het muurwerk ontsprongen, pl. C-209 t.m. 212. De beelden stellen de | |
[pagina 221]
| |
patroonheilige van de kerk, S. Emerentia en de H.H. Petrus, Johannes en Lucas voor, gekleed in wijde plooiende gewaden en voorzien van hun attributen. Ook de schinkels van het gewelf boven de koorsluiting worden op deze wijze gedragen door houten beeldjes, die direct onder de muurplaat tegen de muurstijlen geplaatst zijn onder een rijk baldakijn. De consoles zijn als muurschalken tot halverhoogte doorgezet en rusten op kraagstenen met maskers. Door verminking zijn de voorgestelde figuren moeilijk te identificeren; alleen de Mariafiguur is duidelijk kenbaar. Eén beeldje ontbreekt. De kap over het gehele schip is oud en sluit met bouwnaden aan bij die van het transept, waartegen aan de oostzijde de kap van het koor eveneens met een duidelijke naad aansluit. Volgens v. arkel en weissman was destijds op ‘een plank’ in het koor het rijm te lezen:Ga naar margenoot+ ‘Int jaar 1501 net, is deze toren gezet’; het jaartal op de klok die in de nieuwe toren hangt komt hiermede overeen. Het schip waarin deze toren gebouwd werd, is, getuige de moeizame aansluiting, met een dwarspand uitgebreid, welks armen in uitvoering verschillen. Naar de stijl te oordelen moet het noorderdwarspand in het eerste kwart der xvie eeuw zijn opgetrokken; het zuiderpand kan ongeveer gelijktijdig, evenwel met minder zorg gebouwd zijn. Het schip is dan vóór 1500 ontstaan. Het koor is wegens afwijkende maten niet gelijktijdig met het schip te dateren en vertoont in profilering en baksteen materiaal eer overeenkomst met de dwarspanden. Mogelijk is dit het jongste deel van de kerk. De kerk bezit: een geverfde eiken preekstoel met gesneden festoenen aan de stijlen en op de panelenGa naar margenoot+ o.m. het wapen van Venhuizen; het achterschot en klankbord zijn nieuw; de kuip rust op een hardstenen laat-gothisch voetstuk met de datum Anno 1698; rond de preekstoel een ruim doophek met geslingerde spijlen, bijbehorende doopbankenGa naar margenoot+ en aardig bewerkte koperen doopboog met het wapen van Venhuizen, alles xviib; op het doophek een koperen lichtarm en lezenaar; een tweede gelijke lezenaar staat op de preekstoel; aan de voet van de preekstoel een koperen doopbekkenhouder, alles xviib; gedeeltelijk xviie eeuwse bankengroepen. In de kerk hangt een tiengebodenbord uit 1639 geschilderd door J. Beurze en een zestal psalm- en gezangbordjes xvii. In het torenportaal een bord uit 1656, dat de vondst vermeldt van een steen met het jaartal 999. Achter het orgel op een trekbalk is een gedicht te lezen betreffende de gewijde bestemming van de kerk, vergezeld van teksten uit Luc. i: 28 en Matth. vi: 33, d.d. 1637. Een der grafzerken bestaat uit een, ook als altaarmensa gebruikte, rood zandstenen sarcophaagdeksel (j. belonje, Steenen Charters, 1941, blz. 22). In de toren hangt een klok, diameter 116, hoog 90 met opschrift, o mater deijGa naar margenoot+ memento meij o sancta emerensiana ora pro nobis gerhardus de wou me fecit mccccc.
DE ROOMS-KATHOLIEKE KERK bezit enige kazuifels met oorspronkelijkGa naar margenoot+ laat-gothisch doch zeer gerestaureerd borduurwerk. | |
[pagina 222]
| |
Voorts het volgende zilverwerk: Ga naar margenoot+ een rijk versierde vergulde zilveren monstrans, pl. CXXVIII-270, hoog 70; Antwerps werk, jaarletter a van 1681?, meesterteken een zon; een sterk vernieuwde monstrans, waarvan de voet oude onderdelen, xvii, vertoont; Ga naar margenoot+ een lavaboschaal, pl. CXXXIII-284, met opgelegde engelkopjes, tussen grote vleugels; in de schaal een fraai gegraveerde voorstelling van de Voetwassing, xviia. Merken: Alkmaar?, jaarletter w van 1640?, meesterteken een lopende leeuw naar heraldisch links; Ga naar margenoot+ een wierookvat waarvan het bakje oud is en versierd is met gedreven festoenen, xviia; geen merken meer te vinden; Ga naar margenoot+ acht grote kandelaars waarvan er vier Amsterdams en vier Hoorns werk zijn t.w.: twee stuks, hoog 62; merken Amsterdam, jaarletter a van 1653, meesterteken i.g. in ovaal, voet 65, toegeschreven aan J. Grill vgl. frederiks blz. 229; twee stuks, hoog 66, merken Hoorn, jaarletter g, meesterteken een stemvork; twee stuks, hoog 62; merken Amsterdam, jaarletter s van 1649, meesterteken van Thomas Bogaert; twee stuks, hoog 63, xviib, merken Hoorn, jaarletter a in cirkel, meesterteken onleesbaar in ovaal; twee kandelaars, pl. CXXV-265, hoog 45, merken Holland, Haarlem, jaarletter y van 1757, meesterteken van David de Klercq (versprongen).
Ga naar margenoot+ Het huis v 321 uit 1778 daterend, bezit een gewelfde tegelschouw met paarse tegels. De boerderij v 78 is een vrijwel gave stolphoeve uit 1767. |
|