| |
| |
| |
Lioessens
De terp die zich in het dorp bevindt is niet zoals gewoonlijk het geval is ter plaatse van de kerk gelegen, maar oostelijk daarvan, als onbebouwde heuvel terzijde van de dorpsbebouwing en de doorgaande weg. De terp was in het begin van de 18e eeuw blijkens de grietenijkaart van Schotanus al niet meer bebouwd.
Deze kaart laat voorts zien dat een deel van de dorpsbebouwing ten westen en ten zuiden van de kerk bijeen lag en een ander deel als lintbebouwing westelijk hiervan gelegen was. De topografische kaart van 1926-27 (schaal 1:25 000) geeft aan dat die situatie nog in de jaren twintig van deze eeuw aanwezig was. Met de aanleg van een enkele nieuwe straat of weg en een verdere uitbreiding van de lintbebouwing nadien zijn de belangrijkste veranderingen in de plattegrond genoemd.
Bovenstaande beschrijving, alsook het gedetailleerde kaartbeeld van het kadastrale minuutplan, maken duidelijk dat van een terpdorp hier nauwelijks gesproken kan worden. De kenmerken die men daaraan mag verbinden, zoals de centrale ligging van de kerk in de dorpskom, de aanwezigheid van ringwegen en de radiale ligging van kerkpaden en percelering, ontbreken hier geheel.
De in het verleden belangrijke toegankelijkheid van de dorpen via het water is in het geval van Lioessens nog intact: ten zuidoosten van de kerk eindigt de opvaart langs een loswal.
| |
| |
Afb. 542. Kopie van het kadastrale minuutplan, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
| |
| |
Afb. 543. Luchtfoto, schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
| |
Kerkgebouw
Hervormde kerk
De Hervormde kerk ligt op een verhoogd kerkhof en is eigendom van de Hervormde gemeente, met uitzondering van de westgevel en de dakruiter, die in eigendom en onderhoud zijn bij de burgerlijke gemeente (akte van 1877; afb. 544-551).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 148; Benef. 153; r.v.g.o. 128; Wumkes ii, 115; Van den Berg, Oostdongeradeel, 127.
| |
Bronnen
Sipma iii, 22; Rekeningen kerkvoogdij 1893-1942, notulen 1920-57, streekarchief Dokkum; Historisch-bouwtechnisch rapport W.J. Berghuis, archief r.d.m.z. Zeist; Handschrift Andreae-Tuinman, gem. archief Oostdongeradeel.
| |
Afbeeldingen
Tekening J. Stellingwerf, 1723, coll. Fries Museum, Leeuwarden; schetsen W. Scheepens, 1924, archief r.d.m.z. Zeist.
| |
Geschiedenis
Evenals te Anjum, Metslawier en Nijkerk bezat de kerk van Lioessens in 1511 en later vicariegoederen, waaruit blijkt dat zij aanzienlijker was dan de overige parochiekerken binnen de grietenij. In 1491 liet Ansck Hinstra goederen na, waaruit de ‘patroon to Lioessens’ een vrij groot bedrag kreeg ‘toe de nije timmer to holt steen ende kalck’ (Sipma iii, 22). Mogelijk dacht Andreae hieraan, toen hij vermeldde dat de kerk in 1480 gebouwd was. In 1577 werd volgens het Register van geestelijke opkomsten geld opgenomen voor reparaties.
Voorts zijn blijkens een bord dat in de kerk aanwezig is in 1827 herstellingen uitgevoerd, waarna de kerk in 1909 aan de oostzijde is ingekort. De kadastrale minuut geeft nog een vijfzijdige sluiting weer. In 1924 tenslotte is de westgevel bemetseld.
| |
Beschrijving
Het vijf traveeën lange kerkgebouw is aan de oostzijde thans driezijdig gesloten; boven de westgevel staat een geheel met leien beklede dakruiter.
| |
Materiaal
De noordgevel is ter lengte van tweeëneenhalve travee opgetrokken uit oranje-gele baksteen van 30,5-31,5 × 8,5 cm, 10 lagen 101 cm, in vrij regelmatig verband van twee strekken en een kop. Oostwaarts gerekend volgt anderhalve travee van donkerder gekleurd materiaal van 32-33 × 9-9,5 cm, 10 lagen 101 cm. De laatste travee en de zuidgevel zijn uit afbraaksteen opgetrokken, 30-31,5 × 8-9 cm, 10 lagen 96 cm, waaruit ook de verhoging van de eerste vier traveeën bestaat. De sluiting bestaat uit hergebruikt materiaal van kleinere afmeting.
De westgevel bestaat naar inwendig valt waar te nemen tot omstreeks 3,5 meter hoogte uit tufsteen, met uitzondering van de zuidelijke 1,5 meter. De blokken zijn ongeveer 7-8 × 20-25 cm, 10 lagen 90 cm. Uitwendig is de westgevel in 1924 bemetseld. Volgens een opmetingsschets uit dat jaar was er ook uitwendig tufsteen te zien.
| |
Schip
De noordermuur is behoudens door drie zeer zware beren, die ook over de verhoging heengrijpen, voor wat betreft het gedeelte van oranje-gele baksteen door aan de voet verzwaarde lisenen in traveeën gedeeld. De hoekliseen zal in de verzwaarde eerste beer zijn opgenomen. Van de vierde ziet men slechts de moet. De westelijke travee is smaller dan de overige en bevat een klein vrij hoog staand gedicht venster en op omstreeks 80 cm boven het tegenwoordige maaiveld sporen van een tweede klein venster. Het oudste muurwerk is afgesloten door een dichtgezette zaagtandlijst. Achter de tweede zware beer heeft een spitsboogvenster gestaan, waarvan de kop door de tandlijst stak. Lager in die travee is een klein venster geweest. Oostelijk van de derde beer versnijdt het muurwerk door een waterlijst en een plint.
De zuidermuur is blijkens moeten door steunberen in vier traveeën gedeeld geweest. Alleen de hoekbeer is in verzwaarde vorm, uitwendig in 1924 bemetseld, aanwezig. In de derde en vierde travee staan grote spitsboogvensters met een rollaag van een steen breed langs de kop. Het soortgelijke, wat bredere venster in de vierde travee gaat iets hoger op.
Tegen de westgevel staan twee steunberen, een ondiepe tegen de noordwesthoek en een zware even zuidelijk van het midden.
| |
Inwendig
Inwendig vertoont de noordermuur over de lengte van de tweede tot en met de vierde travee tot ongeveer 3 meter hoogte een tot 30 cm brede versnijding (afb. 551). In de vierde travee loopt deze versnijding hoger op alsof er een gewelfkap op heeft gerust. Westelijk daarvan ziet men sporen van muurstijlen. In de meest westelijke travee eindigt de versnijding in een boog, alsof er lage gewelven geweest zijn. De westgevel, grotendeels uit tufsteen bestaande, vertoont een versnijding op ongeveer 3,5 meter
| |
| |
Afb. 544. Hervormde kerk. Plattegrond. Getekend 1981 naar opmeting 1943.
boven de vloer. In het midden van het tufstenen gedeelte gaat de muur ter breedte van 3,45 meter op volle dikte op tot omstreeks 5 meter hoogte. Beganegronds zijn dagkanten van een gedichte ingang en het benedendeel van een dichtgezette opening te zien. Het schip is overdekt door een gedrukt tongewelf op een verbrede voorlijst; de muren zijn verankerd door trekbalken met zeer korte sleutelstukken.
| |
Bouwgeschiedenis
Uit de indeling van de westgevel blijkt dat er een tufstenen kerk is geweest waarvan het schip buitenwerks ongeveer 8 meter breed was. De kleine vensters in de eerste travee noordzijde geven een aanleiding aan een westbouwachtig geheel te denken, waarvan de westmuur uit tufsteen bestond en de noordmuur uit baksteen. De plaats van het venster in de noordmuur valt juist in de as van een te construeren middentoren, waarvoor in de westgevel aanwijzingen zijn. De bakstenen noordgevel zet zich vier traveeën oostwaarts voort.
Ter plaatse van de driezijdige zware steunbeer is mogelijk een aanbouw geweest. Het baksteenwerk en de lisenen duiden op het begin van de 13e eeuw. In de 15e en 16e eeuw (1480-90; zie ‘geschiedenis’) moet de kerk aanzienlijk uitgebreid zijn, met een nieuw koor en een verbreding in zuidelijke richting (vergelijk Anjum). De muurstijlen, waarvan men de aanwezigheid door het pleisterwerk heen kan zien, kunnen bij een laatgotische kap behoord hebben (midden 16e eeuw, zie ‘geschiedenis’). De tegenwoordige kap dateert waarschijnlijk uit 1827, evenals de trekbalken en de verbrede voorlijst met overzoldering van het schip. Het daktorentje wordt in de Tegenwoordige Staat reeds vermeld, doch ziet er niet ouder dan eind 18e-eeuws uit, ook inwendig.
| |
Inventaris
De kerk bezit:
| |
Preekstoel
Een eikehouten preekstoel met klankbord, achterschot en trap. Voor de hoeken van de zeszijdige kuip staan voor één derde gecanneleerde en sterk toelopende kolommen op blokvormige bases, xix, wellicht 1827. Kanselbijbel uit 1643.
Doophek met knoppen boven de stijlen, xixa.
| |
Herenbanken
Twee herenbanken, blijkens foto uit 1924 destijds beide nog met spijltjesfries en paneelwerk en voorzien van dezelfde knoppen als nu nog op het doophek staan. Thans zijn de knoppen aan beide en de spijlen aan de oostelijke bank verdwenen. In de rug van de westelijke bank is een alliantiewapen: rechterschild gedeeld, rechts halve friese adelaar, links drie klaverbladen paalsgewijs; linkerschild idem, de linkerhelft gehalveerd boven drie klaverbladen paalsgewijs, beneden drie botten (Botma). Eronder ‘f.k.’ en ‘t.b.’ en ‘1773’. Eenvoudige banken met gezwenkte wangstukken, xixa. In de noordmuur zit een steen ter herinnering aan F.A. Hofman, gestorven in 1829.
Afscheiding en orgelbalustrade dateren volgens een opschrift in versvorm uit 1827.
| |
Klok
In de toren hangt een klok, diam. 90 cm, opschrift: ‘An̄o dnī mccccxcviii īdertijt was Kēpe kerckheer heer Syevert vicarius in godes eer johan mi ghegoten haet’. Afbeeldingen van een heilige met boek en sleutel, S. Petrus, onder de woorden ‘Heer Sywert’, en van een vrouwelijke heilige met staf en wiel, S. Catherina, onder het woord ‘Anno’ (afb. 552, 553). (Van Borssum Waalkens in Vrije Fries 1886, 188; plaats van de klok onbekend). De plaatsing van de medaillons met afbeeldingen van de heiligen zou ervoor kunnen pleiten S. Petrus als patroon van de kerk aan te nemen. Blijkens het Register van Aanbreng is de ‘Heer Kempe’ uit dit opschrift in 1511 nog pastoor.
| |
| |
| |
Voormalige industriemolen
Op de kaarten van Schotanus uit 1664 en 1718 staat te Lioessens een molen aangegeven. De oudste vermelding van een eigenaar dateert uit het einde van de 17e eeuw. Volgens de ‘Naamlijsten van contra-rolleurs en opsigters van de moolens’ van 1729 staat er nog steeds een molen. De op 20 december 1776 te koop aangeboden rog- en pelmolen, voorzien van twee koppels stenen en een vlucht van ruim 66 voet, was ‘in den jaere 1763 Nieuw gestigt’ (vriendelijke mededeling S.J. van der Molen). Ook in een lijst van opzichters uit 1796 wordt deze molen genoemd.
In 1835 wordt aan J.K. Meekma uit Anjum vergunning verleend om op het terrein waarop de in 1831 afgebrande of afgebroken molen heeft gestaan een rog- en pelmolen te bouwen (vriendelijke mededeling a.b.). Andreae noemt de weg van Lioessens naar Morra de Molenweg en vermeldt dat de molen daar bij de brug gestaan heeft. Eekhoff geeft echter op zijn kaart uit 1855 te Lioessens geen molen aan.
| |
Bron
h.s. Andreae-Tuinman, gemeente-archief Oostdongeradeel.
| |
Litteratuur
W.T. Keune, Molens, 32.
| |
Overige terpen
Recht ten noorden van het dorp ligt een beschermde terp die uit de 11e eeuw dateert. Een terp aan de Dijkstervaart op de zuidelijke oever stamt uit de 12e of 13e eeuw.
Halbertsma kent nog een terp aan de noordelijke oever van de Dijkstervaart, iets meer westelijk dan de voorgaande.
| |
States
Gerroltsma
Aan de zeedijk, daar waar de Dijksterweg de dijk doorsnijdt, ligt Gerroltsma.
| |
Geschiedenis
Vermoedelijk was Sywrd Gherroldsma, die in 1486 in één adem genoemd wordt met Nitta to Kempaweer, de bewoner van Gerroldsmastins (Sipma iv 70). In 1511 was Gerrolt Gerlsma bewoner en Popke Meckama eigenaar (r.v.a. i, 148). In 1543 was dat Meijne Gerroltsma en in 1576 komt Sijbe van Peijma als bewoner voor (Berns 18, yy 10, 204). Hij was burgemeester van Dokkum. Zijn zoon Tsietse woonde er vele jaren; in 1640 komen zij echter te Dokkum voor en evenals andere takken Peijma zijn ze katholiek gebleven. In 1646 wordt Gerroltsma verkocht, waarbij genoemd worden: ‘seker heerlijcke stins, versien met verscheijden camers, toorn, verwulfte kelders ende andere accommoditeiten, mitsgaders alle vordere huijsinge ter plaatse staende’. Ook waren er tuinen, hovingen en een schuur (Berns 55 m 3. f 82). De kerk van Lioessens maakte aanspraak op enig land in de stinsfenne. Nadien hebben we geen gegevens meer gevonden.
De kaart van Schotanus-Halma geeft Gerroltsma als aanzienlijke hofstede.
| |
Boerderij
Thans staat er een boerderij van het kop-hals-romptype, waarvan het voorhuis in 1930 vernieuwd is. In de hals is een zeer zware muur aanwezig. Onder het huis lopen kelders, die vlak gedekt zijn, maar waarin de zware muur ook voorkomt.
| |
Dijkstera
Eveneens aan de oude zeedijk, daar waar deze op de kaart van Eekhoff een kleine uitstulping maakt en waar de grens tussen de dorpsgebieden van Lioessens en Anjum loopt, lag de state Dijkstera.
| |
Geschiedenis
In 1418 wordt Lyowa Dicstera genoemd als Grietman van Dongeradeel (Sipma i, 29). In 1422 wordt onder de Vetkoperse edelen die de zoen van de Westlauwerse Friezen met Occo ten Broecke en de Oostfriezen bekrachtigen, ook Lywe Dijcksaeter genoemd (Charterb. i, 450). Er moet dus een stins gestaan hebben. In 1511 gebruikt Abe Dickstra, die direct na de pastoor genoemd wordt, 77 pondemaat eigen land (r.v.a. i, 148). In 1543 komt Zuyerdt Dextre voor en krijgen de pastorie en de vicarie uit Dextra-steede ieder achttien stuivers (Benef. 156). Vermoedelijk is de eigenerfde state nadien een pachtboerderij geworden.
Thans staat er een boerderij van het kop-hals-romptype uit 1890, aan de voorzijde gemoderniseerd.
| |
| |
Zuivelfabriek De Dongeradelen, in 1915 geopend en tot 1973 in bedrijf geweest.
| |
| |
Afb. 545. Hervormde kerk van het zuidoosten gezien met laatgotische ingangspartij. Opname 1959.
Afb. 546. De kerk getekend door Stellingwerf in 1723.
Afb. 547. De later bemetselde, inwendig tufstenen westgevel van de kerk. De steunbeer geeft de plaats aan waar eens de zuidmuur van de toren gestaan moet hebben. Opname 1982.
| |
| |
Afb. 548. Aan de noordzijde tekent zich het 13e-eeuwse muurwerk met lisenen duidelijk af. Opname 1972.
Afb. 549. Detail van het 13e-eeuwse muurwerk. Opname 1972.
| |
| |
Afb. 550. Het inwendige van de kerk naar het oosten. De kansel staat in de oostelijke beëindiging van 1909. Opname 1981.
Afb. 551. Tegen de noordmuur zijn resten te zien van de overwelving van de 13e-eeuwse kerk. Opname 1972.
Afb. 552. S. Petrus op de klok uit 1498. Opname 1943.
Afb. 553. S. Catherina op de klok uit 1498. Opname 1943.
Afb. 554. Boerderij Dijksterweg 3 van het kop-hals-romptype met kort voorhuis. Opname 1981.
|
|