| |
| |
| |
Ternaard
De naam van dit dorp komt als ‘Tunuwerden’ voor in de oudste Fuldalijst die gedateerd wordt op de tweede helft van de 8e eeuw (Dronke, c. 7). Deze oude naamsvermelding gaat evenwel niet samen met de aanwezigheid van middeleeuwse nederzettingselementen die men bij vele andere terpdorpen in noordelijk Oostergo aantreft. De Terpenatlas (Halbertsma, blad 6 west) geeft ter plaatse van het dorp één terp aan; elders bestaan opvattingen dat het dorp op twee terpen is gebouwd (Wartena, 39). Ter plaatse van de kerk bevindt het maaiveldniveau zich echter nauwelijks hoger dan de omgeving; de omgrachte boerderij op enige afstand ten westen van de kerk ligt wel duidelijk zichtbaar op een woonheuvel. Van de aanwezigheid van ringwegen op en rond de terp, een radiale indeling van dit terrein en een centrale ligging van de kerk in het dorp is hier geen sprake. De ligging van de dorpsbebouwing lijkt meer bepaald te zijn geweest door de aanwezigheid van een drietal vaarten. De aaneengesloten bebouwing langs de Hantumervaart wordt al aangegeven op de oudste editie van de Schotanuskaart van de grietenij (1664). Merkwaardig is, dat dit buurtje bij Eekhoff nog ‘Nieuwe Buren’ wordt genoemd. Rond de bovengenoemde omgrachte boerderij bevindt zich een tweede concentratie van huizen, ten oosten daarvan is de dorpskerk gelegen.
Een tweetal omvangrijke state-terreinen vormt de oostelijke en zuidelijke begrenzing van de dorpskom. Deze situatie heeft tot in de 19e eeuw bestaan. Het voorkomen van niet-agrarische bebouwing in het dorp zal zijn beïnvloed door de aanwezigheid van de States en doordat de bestuurszetel van de grietenij in het dorp was gevestigd. Deze functie als hoofdplaats wordt in 1866 geaccentueerd met de bouw van het gemeentehuis ten zuiden van de kerk.
Een vergelijking tussen het kadastrale minuutplan, de Eekhoffkaart en enkele 20e-eeuwse edities van de topografische kaart (schaal 1:25000) leert dat het dorp in zuid-oostelijke richting met woonwijken is uitgebreid, terwijl aan de noordelijke en westelijke toegangsweg tot het dorp lintbebouwing is ontstaan bestaande uit woonhuizen. In de loop van deze eeuw is de Ternaardervaart in de dorpskom gedempt en als groenstrook tussen twee rijbanen ingericht.
In 1901 werd langs de zuidzijde van het dorp over het terrein van de voormalige state Herwey de spoorlijn aangelegd die de verbinding vormde tussen Leeuwarden en Dokkum. Tot in de jaren dertig vond er personenvervoer plaats, in 1974 werd de lijn opgeheven. Het stationsgebouwtje en de perrons zijn nog aanwezig, maar de rails en biels zijn nadien verwijderd, waardoor het baanvak slechts met moeite in het landschap herkenbaar is.
Ten noordwesten van het dorp ligt aan de voet van de voormalige zeedijk de Visbuurt, bestaande uit enkele rijen dicht opeen en evenwijdig aan de zeedijk gelegen deels voormalige vissershuizen. Op het kadastrale minuutplan is nog slechts één rij van dergelijke huizen aanwezig. De vermelding in de ‘Tegenwoordige Staat’ (203) dat de kerk van Ternaard vroeger hier gestaan zou hebben en later onder invloed van de dreiging der zee landinwaarts naar de huidige plek zou zijn verplaatst, wordt door geen enkel gegeven ondersteund.
| |
| |
Afb. 263. Kopie van het kadastrale minuutplan, omstreeks 1832. Schaal 1:7500. G: plaats van het voormalige grietenijhuis.
| |
| |
Afb. 264. Luchtfoto, schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
Afb. 265. Kopie van het kadastrale minuutplan van de Visbuurt, omstreeks 1832. Schaal 1:7500.
Afb. 266. Luchtfoto Visbuurt. Schaal 1:6000. Opname 1971.
| |
| |
| |
Kerkelijke gebouwen
Hervormde kerk
De Hervormde kerk is op een ruim, omheind kerkhof gelegen ten noordoosten van de wegkruising, waarbij het dorp ontstaan zou zijn. De kerk is eigendom van de Hervormde gemeente, de toren van de burgerlijke gemeente (afb. 267-292).
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 118; Benef. 170; r.v.g.o. 97; Schotanus, Beschrijvinghe 192; Wumkes ii, 31, 70, 384, 602; W.T. Keune, Dominee en kerk in Ternaard, z.pl. [Dokkum] 1974; Sipma iv, 11.
| |
Bronnen
Kerkvoogdijrekeningen 1685-1857, Rijksarchief Leeuwarden, uittreksel archiefdienst Dokkum; idem 1898-1968, Gemeentearchief Westdongeradeel 165-169; Bestek en begroting herbouw toren, Gemeentearchief Ternaard.
| |
Afbeeldingen
Tekening door J. Stellingwerf in coll. Fries Museum (afb. 272); groot aantal opmetingstekeningen van de inventaris en bouwkundige details door architect G.J. Veenstra in coll. Fries Museum (afb. 274-276, 278, 279).
| |
Geschiedenis
Uit het feit, dat er in de 16e eeuw een vicaris vermeld wordt en dat er veel goederen opgegeven worden, mogen we opmaken, dat het om een der aanzienlijke kerken van de streek gaat. De door Schotanus vermelde herkomst van Ternaard uit Visbuurt moet als onwaarschijnlijk beschouwd worden, daar Ternaard reeds in de goederenlijsten van Fulda en van het Stift Maagdenburg genoemd wordt. In de 16e-eeuwse goederenlijsten komt geen dorp Visburen voor; wel bezit Ternaard in 1511 eigendommen ‘inden Fesckburen’. Eind 14e eeuw moet Ternaard een belangrijke kerk bezeten hebben, waarvan Ritske Jelmera (Cammingha) in zijn testament vermeldt er gedoopt te zijn (Sipma iv, 11). Haio Cureit te Tunawerth komt in 1390 voor (Sipma 1-4); overigens komen pastoors voor in 1441 en 1473 (ib., 1-86 en 1-40). De 17e-eeuwse inventaris wordt door Schotanus in 1664 als nieuw vermeld evenals het orgel. ‘De kercke nu met seer fraaie gestoelte is versierdt en heeft een nieuw orgel’.
In de kerkvoogdijrekeningen wordt eind 17e eeuw nog gesproken van het verloden der glazen. In 1792 heeft de kerk een grote reparatie ondergaan, waarbij onder meer het leien dak vernieuwd moest worden, evenals het houten gewelf. Ook moesten 80 voet muurplaat en twee eiken sleutels onder de balken gerepareerd worden. ‘Wijders de steenen middenstijlen uit de glaspoyen te nemen en gene voor in plaats maar de voorgeschreven poyen met houten raamten en roeden en gevolgelijk nieuwe glasen aan suydkant’. Ook werden in dat en volgend jaar de pilaren (lees steunberen) vernieuwd; ook aan de noordzijde werden drie nieuwe ‘raamten met houten roeden gemaakt’. Er werden 40 wagens ‘volle oude Fries steen’ van de kerk aan de Contributie Zeedijken verkocht. In 1847 wordt een belangrijke vertimmering onder leiding van G.P. Keuning vermeld, nadat deze in 1845 een nieuw doophek had geleverd. De windvaan met datum 1853 herinnert aan een verbetering van goten, kap en leibedekking, die in de kerkvoogdijrekeningen verantwoord wordt in 1856 (uittreksel streekarchivariaat, blz. 4). De toren, die in 1806 en 1815 reeds bouwvallig was (Wumkes), is herhaaldelijk gerepareerd voordat de raad in 1871 besloot tot vernieuwing. Het bestek vermeldt dat er vier oude klokgebinten, vier oude torenstijlen en vier oude torenhoofden opnieuw gebruikt kunnen worden en dat de spits geheel uit oud materiaal gemaakt kan worden. In 1877 is de zuider- en oosterkerkegracht gedempt (Keune).
De kerk is in 1922 gerestaureerd onder leiding van architect G.J. Veenstra te Leeuwarden, nadat H.H. Kramer kort tevoren plannen had getekend. Uit de uitvoerige, deels 1:1 getekende opmetingen van architect G.J. Veenstra, blijkt dat bij de restauratie met grote nauwgezetheid te werk is gegaan. De ribben van het tongewelf en de sleutelstukken onder de trekbalken zijn slechts van kalk ontdaan, die in 1875 was aangebracht (Keune); hierbij kwamen de oorspronkelijke kleuren te voorschijn die, naar de destijds gebruikelijke methode, opnieuw zijn aangebracht. Ook blijkens een rapport van H.H. Kramer uit 1920 (archief r.d.m.z.) waren balken en gewelf gewit. De banken zijn grotendeels nog authentiek; volgens het rapport Kramer moesten verscheidene banken enigszins gewijzigd worden, bijvoorbeeld de ‘huifbank’, die te wijd was.
| |
Beschrijving
Het rondom door steunberen geschoorde gebouw is negen traveeën lang en vijfzijdig gesloten.
| |
Materiaal
De baksteen, die in tweede toepassing is gebruikt, meet 29-32,5 × 8-8,5 cm, 10 lagen 97 cm. In de drie meest westelijke traveeën aan de noordzijde is hier en daar, onder andere in een vensterkop, tufsteen gebruikt. De bovenzijde van de muren bestaat uit
| |
| |
Afb. 267. Hervormde kerk en toren. Plattegrond, getekend 1981 naar opmeting uit 1966.
kleine harde steen, evenals grote gedeelten reparatie en de steunberen van het schip. De westgevel en de toren bestaan uit machinaal materiaal.
| |
Toren
De uit vier geledingen opgetrokken en met spaarvelden en friezen versierde toren is in 1871 geheel nieuw opgetrokken en deels in het schip gebouwd. De bestaande klokkestoel werd iets gewijzigd weer toegepast.
| |
Schip en koor
Schip en koor gaan ongemerkt in elkaar over. Aan de noordzijde staan slechts drie vensters. Aan de koorsluiting staan de steunberen in verband met het muurwerk en zij zijn behoudens de omgaande plint slechts eenmaal versneden. De overige zijn van kleine steen herbouwd; bij herstellingen in 1974 bleek dat zij op oude funderingen staan. Behoudens de drie westelijke paren steunberen, die normaal in elkaars as staan, staan van de overige de noordelijke iets oostwaarts verschoven.
De spitsboogvensters hebben eenvoudig afgeschuinde dagkanten en steensbrede rollagen langs de kop. Zij bevatten houten ramen met dunne glasroeden (1792). Het eerste venster noordzijde reikte aanvankelijk lager dan de andere (afb. 269). Aan de zuidzijde bestaat het tweede venster uit 17e-eeuwse steen; aan de top is een kleine versiering van baksteen ingemetseld, mogelijk een middeleeuwse baksteen. Het derde venster is in harde laat-18e-eeuwse steen ommetseld, waaruit ook de tegenwoordige ingang in de tweede travee bestaat. Ook onder het eerste en tweede venster, evenals onder het vierde en vijfde, is het muurwerk met kleine steen bemetseld. Aan de noordzijde is het muurwerk van de vierde travee geheel en van de vijfde, zevende en negende travee gedeeltelijk met harde steen bemetseld. Aan de koorsluiting is de roodzandstenen piscina-lozing te zien in de eerste zuidelijke sluitingszijde. Inwendig is de piscina-nis achter de betimmering aanwezig en voorzien van een haak (afb. 275).
In de zesde travee noordzijde en aan het zuidoostelijke venster van de koorsluiting zijn onderdorpels van rode zandsteen. Aan de noordzijde is waar te nemen dat het muurwerk ooit gepleisterd is geweest en met rode voegen beschilderd. Op de nok staat een windvaan waarin het jaartal 1853, herinnerend aan de reparatie van kap en goten.
| |
Inwendig
Het inwendige wordt overspannen door een houten tongewelf, dat direct van de muur opgaat (afb. 271); de muren zijn gekoppeld door trekbalken met lange sleutelstukken, een en ander geschilderd. Bij het orgel is de tweede balk (achter kastwerk verborgen) ongekleurd en voorzien van aanhechtingsgaten voor een korbeel. De derde balk heeft afwijkende sleutelstukken, passend bij de consoles onder de muurplaat (1792). Wegens bepleistering en lambrizeringen zijn overigens geen details van het muurwerk waar te nemen. Aan de noordzijde in de vierde travee bevindt zich een oude ingang, slechts zichtbaar via een luik in de houten vloer. Men kan waarnemen dat de ingang een segmentbogige afdekking heeft.
De kap bestaat uit twee gedeelten met een scheiding na de derde travee. De drie westelijke traveeën hebben boven de twee spanten een hanebalk, in de rest van de kap ontbreekt deze. In het benedenste spant is het tongewelf getimmerd.
| |
Bouwgeschiedenis
Schip en koor van de kerk vertonen geen onderlinge afwijkingen; alleen de drie westelijke traveeën vertonen afwijkingen in kap en muurwerk. De gehele kerk zal niettemin naar één plan opgetrokken zijn in de laatgotische periode, dat wil zeggen de
| |
| |
16e eeuw. De westelijke drie traveeën zullen het laatst zijn gebouwd na sloop van een vorig bouwwerk, toren of westbouw, waarvan tufsteen vrijkwam, die alleen in de drie westelijke traveeën spaarzaam te vinden is. De door Stellingwerf afgebeelde toren moet dan 16e-eeuws geweest zijn. De toegang aan de noordzijde zal in 1792 gedicht zijn; aan de zuidzijde is deze travee van een 17e-eeuws venster voorzien, dat een ingangspartij kan vervangen of in een blinde travee gebroken is boven de zuidelijke ingang.
| |
Inventaris
Het inwendige van de kerk is rondom met een lambrizering van paneelwerk betimmerd, xvii, behoudens op de plaats van de herenbanken. Rondom de koorsluiting vormt de lambrizering het rugschot van omgaande banken, evenals tegen het gedeelte van de noordmuur, waar geen herenbanken staan. Aan de zuidzijde loopt van het doophek tot de kooraanzet een afwijkende betimmering, die in 1792 kan zijn aangebracht.
| |
Preekstoel
Zeszijdige eiken preekstoelkuip met breed achterschot en bijbehorend klankbord (afb. 290). Op de hoeken van de kuip gladde ebbehouten kolommen. De panelen zijn gekornist en hebben een smal kussen in het midden; de velden zijn belegd met ebbehout, waarvoor in 1779 een afrekening is geboekt aan C. Eisma. Stilistisch is de preekstoel midden 17e eeuw te dateren. Mogelijk is het snijwerk van de kuip van de hand van Jacob Cornelisz Koning (zie orgel). De preekstoelkuipen van zijn hand hebben voor zover bekend veelal getorste kolommen; deze zouden dan in Ternaard in 1779 vervangen kunnen zijn door gladde ebbehouten.
| |
Bijbels
Kanselbijbel uit 1786; voorlezersbijbel uit 1746.
| |
Doophek
Doophek met strakke vaasvormige balusters, in 1845 geleverd door G.P. Keuning.
Bijpassende lezenaar uit drie opstaande acanthusbladeren gevormd.
| |
Doopboog
Koperen doopboog boven de toegang, xvii (afb. 292).
Koperen doopbekkenarm, xix; koperen offerbus, xix.
Koperen kaarsenarm op de preekstoel, xix, vgl. die te Hantum (afb. 291).
48 Koperen blakers, in 1848 geleverd, zijn verdwenen.
| |
Avondmaalstafel
Avondmaalstafel, xvii, met bijpassende banken, ingelegd met ebbehout, in 1794 vernieuwd (afb. 273).
| |
Orgel en orgelbalustrade
Aan de westzijde van het schip staat een scheidingswand met spijlenfries, waarvan de kroonlijst voorheen in het midden naar voren omging, daar waar de orgelbalustrade een voorbouw heeft ten behoeve van het rugwerk. Dit rust thans op twee gesneden voluten van jonger datum (afb. 280-284). Mogelijk hebben de posten uit de rekening van 1734 betrekking op deze wijziging, toen verteringen voor de timmerlieden zijn geboekt en ook hout en gereedschap per schip aangevoerd werden. Op de balustrade acht velden door Ionische kolommen gescheiden; in ieder veld hangen vier gesneden familiewapens onder paarlen kronen, de schilden als rolwerkcartouches. De wapens zijn ongekleurd en verbeelden de kwartierwapens Aylva-Meckama, doch in een volgorde die afwijkt van de gegevens van het Stamboek, maar bij de aanvang der restauratie aanwezig was. Op de linkerhelft staan naast elkaar de wapens Aylva-Meckama, zijnde de ouders van de stichter Douwe van Aylva ii (1610-1665). Daaronder de bijkomende wapens van de grootouders Heerma en Feitsma. Van rechts naar links zijn vervolgens weergegeven (van boven naar beneden gelezen): Grombach, Mellema, Mockama, Rennerda; Starkenborgh, Siersma, Foppinga, Camstra en Fuchx, Martena, Thiema, Hania. In de rechterhelft van de balustrade zijn de kwartieren voorgesteld van Luts van Meckama, echtgenote van Douwe ii van Aylva, waarbij de wapens van de ouders onder elkaar staan: Meckema-Dekema. De bijkomende wapens van de grootouders luiden Unia en Tamminga. Van links naar rechts komen vervolgens van boven naar beneden gelezen Starkenborgh, Lauckema, Juckema, Sickinga; Eernsma, Hottinga, Wata, Ripperda en Bolta, Minnema, Aesgama, Gisens.
Op het balkon groot orgel uit 1864 in de monumentale met snijwerk versierde kast van het door Tobias Bader in het midden van de 17e eeuw gemaakte orgel. De dispositie van het Baderorgel wordt weergegeven bij Knock, aan wie ook de opdracht aan A. en T. Bader is ontleend. Volgens de rekeningen is het orgel in 1698 door Jan Harmens vernieuwd en gerepareerd; in 1708 maakt hij een aangekoppeld pedaal. Na een wijziging heeft Laas Hardenberg het orgel in 1734 weer ‘opgesteld’, d.w.z. gestemd. In 1782 treedt A. Gruissen op voor herstellingen en onderhoud. In 1809 neemt J.S. Hillebrand deze taak over en in 1834 L.J. van Dam. Blijkens opschrift op het tegenwoordige orgel is dit in 1864 door de firma Van Dam geleverd. Het is in 1967 door ds. Mostert gewijzigd. Dispositie bij M. Seybel, blz. 90.
| |
| |
Volgens een bestek uit 1862 zouden hoofdwerk en rugwerk tot één groot geheel verenigd worden, doch dit is achterwege gebleven. De opbouw van de orgelkast met kolommen onder de zijtorens is karakteristiek voor de Baderorgels, evenals de grote gesneden bekroningsstukken boven hoofdwerk en zijtorens. Ook onder het rugwerk hoort snijwerk, dat later vervangen zal zijn door de voluten die steunende kolommen zullen vervangen. Terzijde opengewerkte randen in plaats van deuren of vleugelstukken. Blijkens de wapens van de stichters moet het orgel omstreeks 1650 gemaakt zijn, zoals Knock ook opgeeft. De kerk zal toen aanzienlijk verfraaid zijn. In een afrekening van de diaconie vond D.J. van der Meer een grote lening aan de kerk in 1662. Ook schonken de Staten van Friesland in 1650 een glasraam.
Het snijwerk zal gemaakt zijn door Jacob Cornelisz Koning, die veel snijwerk op zijn naam heeft staan. De merkwaardige vorm van het balkon met schuin toelopende voorbouw voor het rugwerk, komt ook voor bij het orgel van Terband, waarvoor Jac. Cornelisz snijwerk leverde (zie D.J. van der Meer in Earebondel J.J. Kalma, Leeuwarden 1982, en H. Wohnfurter, Die Orgelbaufamilie Bader 1600-1742, Kassel-Basel-Londen 1981, 55).
| |
Herenbank
Aan de noordzijde drievoudige van een overhuiving voorziene herenbank, de zg. Aylva- of Rensma-bank. De bank bestaat uit paneelwerk met ebbehout ingelegd; de middelste bank is omgeven door een spijlenfries. De overhuiving rust op omrankte getorste kolommen. Langs de zijden van de kap opgelegd een afhangend snijwerk, tegen de stijlen van het ruggeschot afhangende festoenen, midden 17e eeuw. Het opzetstuk ontbreekt (afb. 277-279).
Een drievoudige en een dubbele herenbank van paneelwerk, xvii. In de lessenaars van de drievoudige (kerkvoogden)bank zijn letters en jaartallen gesneden, mogelijk die van de eerste daar zittende kerkvoogden: ‘w.a. 1667’; (eronder ‘p.h.l.’); ‘p.b. 1672’ ‘p.d. 1675’ en ‘s.r.’ en een kruisvormig merk.
Compleet meubilair van banken, xvii behoudens herstel.
| |
Zerk
Een zerk is zichtbaar: grote zerk gemerkt ‘Pieter Dirckx 1599’ voor Ernst van Aylva (overleden 1627) en IJdt van Herema (afb. 289). Tekening (afb. 288) door A. Martin in het Fries Museum, zie Ligtenberg in Vrije Fries 1915, 173. In een schijnarchitectuur zijn onder bogen de alliantiewapens afgebeeld, waarvan de schilden blank gehakt zijn. Eronder en erboven allegorische figuren waarvan die in de middelste aedicula, te weten een ten hemel varende naakte vrouwenfiguur, ongebruikelijk is. Randschrift: ‘ao 1627 dē 28en Novembr. sterf de... Heere Ernst vā Aylva toe Herewyolt 79 jare en 3 man̄t. Hier leit begraven de... E... Heerma ruste dē 9en decemb. a dni 1596’. In de hoeken alliantiewapens. Onder de vloer zou nog een Camminghazerk uit 1589 liggen.
| |
Borden
Zes psalmborden, volgens rekeningen in 1794 geleverd door C. Eisma, naar ‘mallen’ van F. de Lange.
Eenvoudig gedenkbord voor ds. Nicolaas Posthumus (overleden 1719).
| |
Zilver
Gladde beker, hoog 16 cm, diam. 11,5 cm, op standring met spiraalband. Inscriptie: ‘Kercke Beker tot Tinnard’ (afb. 285), Merken: Leeuwarden t van 1650 en meesterteken Aug. Brunsvelt. Zie Voet 406.
Beker, hoog 16 cm, diam. 107 cm, op standring met spiraalband. Inscriptie in lambrequin: ‘Kerke Beker van Ternaardt/vereert door de E.D.L. Heer/Ernst van Aylva/Grietman van Westdongeradeel/en Elysabeth Baronesse van Aylva des/selfs huisvrouwe/ao 1702’ (afb. 286). Merken: Friesland, Leeuwarden, g van 1701, meesterteken onduidelijk (Rimb. Visscher?) Zie Voet 429.
Tinnen avondmaalsstel, onder op de kan, hoog 31 cm, gemerkt A. Adriani (afb. 287).
| |
Klokken
Van Borssum Waalkes geeft in De Vrije Fries, 1886, de opschriften van twee klokken, die versmolten zijn. Van de grote klok is het opschrift aangebracht op de hergoten klok: ‘Petrus Overney heeft mij gegoten in Leeuwarden Anno 1675. Jr. Ernst Sicco van Aylva Grietman en Dijkgraaf over Westdongeradeel en mederaad ter Admiraliteit tot Harlingen, ds. Justus Beilanus pastor alhier ter plaats Ternaardt.’ In de kerkrekening komt op het jaar 1697 een obligatie voor ten laste van de grote klok aan ‘Pijtter Overnij’, groot ruim 443 gulden. Deze klok is in 1871 omgesmolten en tot de helft van het gewicht teruggebracht. Op de kleine klok stond ‘Int jaar onzes Heeren mdcxlvii heeft Jacob Noteman mij gegoten in Leeuwarden. Jr Douwe van Aylva Grietman Dijkgraaf over Westdongeradeel en mederaedt ter Admiraliteyt in Frieslandt’. Deze klok werd in 1844 naar Pietersbierum verkocht en daar in 1878 omgesmolten.
| |
| |
| |
Hervormde pastorie
De Hervormde pastorie ten zuiden van de kerk is in 1868 op die plaats gebouwd ter vervanging van een oudere, die volgens Eekhoff verder oostwaarts achter de kerk stond. Het blokvormige pand is op een ruim terrein gelegen en telt vijf traveeën aan elke zijde (afb. 293). De vensters met afgeronde bovenhoeken en verdeeld in zes ruiten moeten nog origineel zijn, evenals de ingangspartij, bekroond door een dakkapel met tweelicht. Omgaand tentdak met vier hoekschoorstenen.
| |
Doopsgezinde kerk
In 1850 is de Doopsgezinde gemeente Ternaard en Visbuurt zelfstandig geworden en afgesplitst van Holwerd. Evenals daar werd te Ternaard een nieuwe kerk gebouwd. Volgens een kasboek, ter plaatse bewaard, is in 1853 aan G.P. Keuning voor ‘het bouwen der kerk’ f 405,42 betaald. A.P. Hoekstra werd betaald voor geleverde materialen en timmerloon. In 1854 worden de pannen op het dak verantwoord. J.E. Martens te Leeuwarden maakte het stukadoorswerk.
| |
Kerkgebouw
Bescheidener dan te Holwerd is ook hier een rechthoekig gebouw opgetrokken met een ingangsgevel aan de straat (afb. 294). De gevel is door een top beëindigd, bekroond door een houten koepeltje. Op de kroonlijst boven de ingang staat het stichtingsjaar 1850. Op de hardstenen neuten onder de zijpilasters het opschrift: ‘den 10en Julij 1850/de eerste steen gelegd door/D. us L.E. Halbertsma’.
| |
Pastorie
De Doopsgezinde pastorie stond in 1866 ten westen van het nieuwe raadhuis, waar deze nog steeds gevestigd is, zij het in een nieuw huis.
| |
Gemeentehuis
Ten zuidwesten van het kerkhof staat het in 1866 gebouwde gemeentehuis van de gemeente Westdongeradeel (afb. 296).
| |
Litteratuur
W.H. Keikes, Het gemeentehuis van Westdongeradeel 1866-1966 (typoscript). Ternaard 1966.
| |
Afbeelding
Tekening door J. Stellingwerf vermeld door W. Eekhoff, verblijfplaats thans onbekend, zie T.E. Teunissen in het Noorderland, i, 1942, 346.
| |
Geschiedenis
In 1857 reeds nam de gemeenteraad de beslissing tot het bouwen van een nieuw raadhuis. Het toen bestaande ‘rechthuis’, dat volgens Van der Aa in de kerkbuurt stond en door de benaming Grietenijhuis in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels van het Kadaster te localiseren is (zie afb. 263), was in of kort na 1725 gebouwd (Inv. archief Westdongeradeel nr. 37). De tekening van Stellingwerf moet dus een ouder gebouw weergeven. De aanleg van nieuwe (grind)wegen verslond rond 1860 alle beschikbare middelen, zodat van bouwen niets terecht kwam en het tot 1864 zou duren voordat burgemeester J. Klaasesz uitvoering van de vernieuwing tot stand wist te brengen. Het gebouw zou komen ‘ten zuiden van de straatweg op het perceel weiland ten oosten van de Doopsgezinde pastorie’. Het gebouw kreeg slechts één verdieping boven de kelderverdieping en was geleed door een ondiep midden-risaliet dat de ingang bevat, en door lisenen aan de hoeken en langs de zijgevels (afb. 296).
In 1914 was het gebouw veel te klein geworden en werd het met een verdieping verhoogd tot de tegenwoordige vorm. In 1951 werd de kelderverdieping aan nieuwere eisen aangepast en kwam er een aanbouw aan de zij- en achterkant tot stand.
| |
Portret H.W. van Aylva
Op het gemeentehuis wordt een portret bewaard van Hans Willem van Aylva (1630-1691), luitenant-generaal van Friesland, gestorven te Leuven en bijgezet te Holwerd (afb. 301). Schilderij op doek, 104 × 82 cm, Hollandse School eind 17e eeuw. Het doek is in 1953 aangekocht uit de kunsthandel. Van Aylva is voorgesteld in Romeins veldheerkostuum met lederen lamellen onderaan het metalen harnas en aan de schouder. In de linkerhand, die op een kolom rust, draagt hij een veldheerstaf van ivoor met metalen manchet; op de kolom staat een Romeinse helm. Hij draagt het haar naar laat-17e-eeuwse mode lang en in het midden gescheiden en heeft een kleine knevel.
| |
Vensteromlijsting
Op het raadhuis wordt thans een zandstenen omlijsting van een klein rond venster bewaard, dat laatstelijk stond in de westgevel van het pand Alde Buorren 2 (afb. 295, 299). Het kwabornament maakt een datering rond 1640 mogelijk. De omlijsting is sedert het verblijf op het raadhuis opnieuw beschilderd door atelier Renaissant te Leeuwarden, waarbij het wapen is ingevuld als dat van de familie Aylva. Er waren geen sporen daarvan aanwezig.
| |
| |
| |
Woonhuizen
Gevelsteen
Boven de ingang van het pand De Groedze nr. 1 is een grote steen ingemetseld met een reliëfvoorstelling van een gezicht op Rijssel (afb. 297, 298). Volgens een tekening van Ids Wiersma in het Fries Museum is het onderschrift ‘Stad Rijssel’; thans is dit door verflagen onleesbaar geworden. De voorstelling komt overeen met 18e-eeuwse gravures van het aanzicht van de stad. Daarop is echter de links weergegeven kerk reeds in de omwalling opgenomen, die in 1670 is aangelegd. De steen zou dus gehakt zijn naar een prent van vóór 1670 (vriendelijke mededeling van de heer R. Robinet, hoofdconservator van de Archives du Nord te Lille).
Men kan bij de herkomst van de voorstelling denken aan het beruchte beleg en de inname van Rijssel in de Spaanse Successieoorlog in 1708, waarbij verschillende Friese edelen betrokken waren; er zou dan echter naar een oudere prent gewerkt moeten zijn (vergelijk Herma M. van den Berg, Osinga State en de Leeuwarder decorateurs van het eerste kwart van de 18e eeuw, in Kunsthist. Jaarboek 1980, 328-340).
| |
Industriemolen
Volgens de lijst, gemaakt in 1639 in opdracht van de Friese Staten, was de korenmolen te Ternaard niet rendabel en moest deze afgebroken worden. De molen komt echter nog voor op de kaart van Schotanus uit 1664. Ook volgens de kohieren van reëelbelasting uit 1713 stond er nog steeds een molen te Ternaard. Het eigendomsrecht van de molen is vanaf 1713 tot 1818 te volgen.
Het betrof kennelijk een standaardmolen. Deze werd in 1824 vervangen door een achtkante molen met stelling en een gepotdekselde voet, die door Evert Ewolds Gorter, waarschijnlijk uit de Zaanstreek, naar hier werd verplaatst. De molen werd in 1909 afgebroken.
| |
Litteratuur
Van der Molen, Het gemaal, 96; Keune, Molens 43, afb. p. 42; Molens in Friesland, 31 en 71.
| |
States
Aylva State of de Spiker
Volgens de kaart van Schotanus-Halma lag Aylva State ten zuidoosten van de kerk.
| |
Litteratuur
Tegenwoordige Staat ii, 203, Van der Aa i, 403; Wumkes ii, 40, 107.
| |
Afbeelding
Volgens Teunissen in Het Noorderland i, 1942, 346, zou er een tekening van J. Stellingwerf bestaan hebben met opschrift ‘Groot Aylva State 1723’.
| |
Geschiedenis
De Tegenwoordige Staat vermeldt dat het huis gebouwd zou zijn door Ernst Sicco van Aylva, die van 1654 tot 1678 grietman was over Westdongeradeel. Volgens Van der Aa stond het ‘waar nu het huis van arts R. de Boer is’. De kaart van Eekhoff geeft de voormalige State achter de boerderij het Spiker aan de oostzijde van het dorp bezuiden de weg. Niet Ernst Sicco doch zijn vader Douwe Douwesz Aylva, bewoner van Herwey, liet het huis bouwen voor zijn zoon, dit als tegenwicht tegen de bruidsschat voor zijn dochter Lucia (Berns, 28 ww, 416-2a). Ernst Sicco huwde in 1658 Anna van Cammingha; hun zoon Ernst volgde hem in 1678 als grietman op. Deze was gehuwd met Elisabeth van Aylva, dochter van Hans Willem.
De volgende bewoner van het huis werd hun zoon Ulbe Jan, die een militaire loopbaan volgde. Uit de boedelscheiding van 1720 na de dood van Ernst blijkt dat bij het huis onder meer een brouwerij behoord heeft (Berns, 52 bb). Na de dood van Ulbo Jan in 1760 vererfde het slot aan zijn broeder Hessel Douwe Ernst, die op Hania in Holwerd woonde. Het huis stond enige tijd leeg, maar werd later door zijn erfgenamen verhuurd aan Eyso de Wendt, die een tijdlang grietman van Westdongeradeel was. Ook Coert van Beijma, de bekende patriot, heeft er gewoond.
De laatste Aylva die het huis bezat was Sicco Douwe Ernst, na wiens dood in 1807 het huis verkocht werd, te weten de ‘herenhuizinge, het erf en de halve grachten’ (Berns 52, y 9). Het kwam in handen van Douwe Sybes Wiersma, die het in 1822 verkocht aan de vroed- en heelmeester Cornelis Kools. Het huis bestond toen uit drie kamers en een schuur en bleef met enige wisselingen in handen van de geneesheer van Ternaard, laatstelijk van dokter Bokma de Boer, die het aan de notaris verkocht. De volgende notaris, mr. Witteveen, liet het huis in 1882 afbreken en vervangen door een moderne woning.
| |
| |
| |
Herweij
Ten zuiden van het dorp aan het einde van de Nieuwe Buren lag Herweij, een van de belangrijkste states van noordelijk Oostergo, die zijn naam ontleende aan de hereweg van Hantum naar Ternaard.
| |
Litteratuur
r.v.a. i, 118; Tegenw. Staat ii, 202; Van der Aa v, 522; Wumkes ii, 577; Sipma i, 86, 387, ii, 34, iii, 23.
| |
Afbeelding
Tekening door J. Stellingwerf, coll. Fries Museum, Leeuwarden (afb. 301). Blijkens de genoemde eigenaar zou Herweij zijn afgebeeld. De vermelding van de beperkte grootte van Aylva State in 1822 geeft echter aanleiding te vermoeden dat toch Aylva State is afgebeeld, en dat de tekening van ‘Groot-Aylva’ Herweij voorstelt.
| |
Geschiedenis
In de 15e eeuw komen verschillende hoofdelingen voor genaamd Herweisma, tho Heerwey, Hertwey. Uffa tho Heerwey was in 1425 grietman over het toen nog ongedeelde Dongeradeel en Gerck to da Herwey was een bekende Schieringer, die in 1444 de vrede met de stad Groningen mede ondertekende. Ook zijn zoon Botta moest in 1439 de overmacht van de stad Groningen erkennen.
Gerleff Bottez was in 1511 de eerst vermelde na de geestelijkheid en had het grootste eigen bezit. Gerleffs dochter huwde Fedde Pybesz Haarda uit Oosterbierum en Herwey kwam daardoor aan hun zoon Pybe Haarda, die een rol speelde in de strijd tegen Spanje en in 1568 uitweek naar Emden. Pybe was gehuwd met His van Bootsma. Deze hertrouwde na zijn dood met Jacob van Horn, die tot de zg. Malcontenten behoorde en de Unie van Utrecht niet tekende. De bezittingen zullen geconfisqueerd zijn.
In 1596 was Herwey bezit van Ernst van Aylva, die met zijn vrouw Ydt van Heerma in de Ternaarder kerk begraven is. Zijn tweede vrouw bleef op Herweij wonen en na haar kwam een kleinzoon Douwe op de state wonen. Hij wordt er in 1640 vermeld en was grietman over Westdongeradeel. Later werd hij grietman over Leeuwarderadeel, en hij was het die rond 1660 met zijn vrouw Luts van Meckema het Bader-orgel aan de kerk schonk. Hun dochter Luts, die gehuwd was met Feye van Scheltema, grietman van Kollummerland, erfde de state; zij woonden afwisselend op Herwey en op Herckema te Augsbuur. Luts hertrouwde met Epo van Aylva, eveneens grietman van Kollumerland, en beide states bleven in hun bezit.
Na hun dood omstreeks 1720 zal het huis enige tijd onbewoond hebben gestaan, tot hun kleindochter Johanna Wilhelmina van Schratenbach, gehuwd met Eduard Hobbe van Burmania, er kwam wonen van 1748 tot 1770. Tot 1791 bleef het nog in het bezit van erfgenamen, maar in dat jaar werd Johan Sippo van Harinxma van Tjessens te Holwerd de enige eigenaar. Toen hij het goed in 1796 verkocht, stonden er op het hornleger twee huizen en een schuur. De onderwijzer W. de Wendt, die in 1806 in Ternaard was gekomen, schrijft dat er meer dan 40 vertrekken waren in het royaal ingerichte huis (Nieuwsblad N.O. Friesland, 5 juli 1978). Een volgende eigenaar, notaris Klaassensz te Dokkum, liet het huis in 1818 afbreken en er een nieuw huis zetten. Dit verdween in 1894, toen het terrein verkaveld werd. Van de twee opstallen die op de kadastrale minuut van 1830 getekend zijn zou het ene dan het nieuwe huis van de notaris moeten voorstellen.
| |
Reinsma
Behoudens Herweij wordt zeer vroeg Reijnsma reeds genoemd in Ternaard. In 1390 kwam Webka Reijnsma voor als getuige samen met de pastoor van Ternaard (Sipma i, 4). In 1511 gaf Willem Rensma 74 pondemaat land aan, waarvan Juka Ringie de belangrijkste eigenaar was (r.v.a. 1,120). Hij was een zoon van Wilcka Ringia te Stiens, bekend als tegenstander van de stad Leeuwarden. Wegens zijn verzet tegen het Saksische en Bourgondische bewind werden zijn goederen in 1517 geconfisqueerd en ‘Renskema goet to Nauwert’ (to Nauwert = Tonnaert = Ternaard) werd toegewezen aan de gezagsgetrouwe Juw van Botnia. De Botnia's hebben Reinsma State tot 1626 in hun bezit gehad. Toen verkochten ze de state met 95 pondemaat land en ‘het stins, de huizinge, de schuur met de bomen en plantagie’ aan Ebel van Haitsma, de vrouw van Keimpe Donia. Nadien is er niets meer van bekend. Eekhoff geeft de naam aan de westzijde van het dorp en duidt daarmede waarschijnlijk de plaats aan van de boerderij op omgracht terrein, die daar nog staat.
| |
Overige terpen
Aan de Holleweg ligt op een door Halbertsma getekende terp de boerderij Jelkema.
| |
| |
| |
Afbeelding
Opmeting uit 1658 in het archief Ritske Boelema Gasthuis, gemeente-archief Leeuwarden (afb. 302).
| |
Jelkema State
De boerderij is bezit geweest van het Ritske Boelema Gasthuis te Leeuwarden; in het archief van deze instelling bevindt zich een landmeterstekening uit 1658, waarop de boerderij als langhuis voorkomt. In een boedelinventaris uit 1613 wordt de indeling als volgt beschreven: ‘voorhuijs, middelcamer, dorschvloer ende achterhuijs’.
Thans staat er een boerderij van het kop-hals-romptype, waarvan het voorhuis uit 1867 kan dateren, toen volgens de rekeningen in het archief (inv. nr. 279) een grote verbouwing heeft plaatsgevonden. De stal is in 1905 onder leiding van architect H. Kramer vernieuwd.
| |
Seepma
Ten oosten van Ternaard tekent Halbertsma de terp Seepma, waarop een vrij nieuwe boerderij staat.
| |
Stinswieren
Ten slotte tekent Halbertsma nog twee stinswieren in Ternaard, één aan de zeedijk op het terrein van het ‘Heechhiem’ en één terzijde van het dorp, een terrein op de kaart van Schotanus-Halma Helbada geheten.
| |
Helbada
In 1511 huurt Tamma Habbaden deze sate, groot 97 pondemaat, van Wyttie Jongema. In de boedelbeschrijving van wijlen Pouwels Duckes op Halbada in 1625 wordt vermeld, dat de sate en landen bestonden uit 120 pondemaat gehuurd van Rienck van Burmania. De opstallen worden omschreven als ‘'t huis ontrent 21 vack lanck, twe schuiren, een molcken camer’.
De naam Helbada wordt nog gevoerd door een 19e-eeuwse boerderij Hantumerweg 11, met dwars gebouwd voorhuis, op welks kavel de wier gelegen is.
| |
| |
Ternaard. Tekening door Ids Wiersma.
| |
| |
Afb. 268. De laatgotische kerk van het zuidoosten gezien. Opname 1974.
Afb. 269. Detail boven het derde venster zuidzijde. Opname 1982.
Afb. 270. De kerk gezien van de noordoostzijde met de vrijwel gesloten noord- en noordoostgevel. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 271. Interieur naar het westen. Opname 1974.
Afb. 272. De kerk met waarschijnlijk laatmiddeleeuwse toren, zoals J. Stellingwerf die tekende omstreeks 1722.
Afb. 273. Eén van de met ebbehout ingelegde avondmaalsbanken. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 274. De kapconstructie naar architect G.J. Veenstra, 1922. Repro 1982.
Afb. 275. De piscina naar G.J. Veenstra, 1922. Repro 1982.
Afb. 276. Details van sleutelstukken en consoles onder trekbalken, naar G.J. Veenstra. Repro 1982.
| |
| |
Afb. 277. De rijk versierde Aylva-bank uit de jaren zestig van de 17e eeuw. Opname 1974.
Afb. 278. Details van de Aylvabank, naar G.J. Veenstra in 1922. Repro 1982.
Afb. 279. Details van de Aylvabank, naar G.J. Veenstra in 1922. Repro 1982.
| |
| |
Afb. 280. De kast van het Bader-orgel van omstreeks 1660. Opname 1974.
Afb. 281. De zuidelijke helft van de orgelgalerij met de familiewapens Aylva-Meckema. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 282. De opengewerkte panelen van het borstwerk van het orgel, werk van Jacob Cornelisz. Opname 1977.
Afb. 283. Het rugwerk is in de 18e eeuw door grote consoles gesteund. Opname 1977.
Afb. 284. De noordelijke helft van de orgelgalerij met wapens Meckema-Dekema, ouders van de vrouw van Douwe ii van Aylva, stichter van het orgel. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 285. De avondmaalsbeker van 1650. Opname 1974.
Afb. 286. De avondmaalsbeker van 1702. Opname 1974.
Afb. 287. De tinnen avondmaalskan; de voet heeft geleden omdat het materiaal zacht is in vergelijking met zilver. Opname 1974.
Afb. 288. Tekening door A. Martin van de zerk die door P. Dirks voor Ernst van Aylva gemaakt is.
Afb. 289. De zerk voor Ernst van Aylva, overleden 1627, en Ydt van Herema, overleden 1596. De zerk is gedateerd 1599. Opname 1976.
| |
| |
Afb. 290. De rijk met ebbehout ingelegde 17e-eeuwse preekstoel, in 1779 hersteld. Doophek uit 1845 met 17e-eeuwse koperen doopboog. Opname 1977.
Afb. 291. Koperen kaarsenarm op de preekstoel. Opname 1974.
Afb. 292. De 17e-eeuwse koperen doopboog en de lezenaar, die bij het 19e-eeuwse doophek behoort. Opname 1974.
| |
| |
Afb. 293. De Hervormde pastorie, in 1868 ten oosten van het Raadhuis gebouwd. Opname 1981.
Afb. 294. De Doopsgezinde kerk, in 1850 gesticht. Opname 1981.
Afb. 295. De 17e-eeuwse gebeeldhouwde omlijsting die laatstelijk in het pand Buren 2 heeft gestaan. Thans in het gemeentehuis. Opname 1981.
Afb. 296. Het gemeentehuis, in 1866 gebouwd en in 1914 met een verdieping verhoogd. Opname 1981.
| |
| |
Afb. 297. De gevelsteen boven de toegang van het pand Groedse i, voorstellend de stad Rijssel. Opname 1981.
Afb. 298. Het pand Groedse i, oorspronkelijk waarschijnlijk het voorhuis van een boerderij waarvan de schuur langs de Buren staat (zie afb. 299). Opname 1965.
Afb. 299. Het pand Buren 2 in de zijgevel van een schuur gebouwd (vergelijk afb. 298). Opname 1965.
| |
| |
Afb. 300. Portret van Hans Willem van Aylva (1630-1691) op het gemeentehuis. Opname 1976.
Afb. 301. Tekening door J. Stellingwerf van Aylva State in 1723.
Afb. 302a. Opmetingstekening uit 1658 van Jelkema State met zijn landerijen. Repro 1981.
Afb. 302b. De boerderij Jelkema uit de opmeting van 1658, bestaande uit slechts een bouwlichaam.
|
|