Dichten en spelen van Jan van den Berghe
(1950)–Jan van den Berghe– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 37]
| |
De parafrase naar het handschrift van HenisGa naar margenoot+1In dese voors. Leensaell sijn die nae bescreven vrouwen gheadmitteert om 2in die stucken van den naevolgende Leengoederen met te deylen / Ga naar voetnoot2 3In den eersten, allen die wijffven die teghen hare mans ophanghen, Ga naar voetnoot3 4die wijffven die den man in sijne redenen oft woerden varen / 5die all contrarie doene dan die mans gherne sien ende lieff is, 6die den man allen dinck verwijten / 7die drye segghen als den man maer een seght / 8die teghen hare mans argueren ende willen altijts gelijck hebben / 9die op die mans lichtelyck muylen / Ga naar voetnoot9 10die op die mans willen keken als die mans droncken syn / Ga naar voetnoot10 11die den mans andere vrouwen aentigen / 12den welcken dunckt wijser te syne dan die mans ende willen die mans leeren 13die altijt voerslaepen / Ga naar voetnoot13 14die den mont altyt hebben protelende gelijck den ertpot / Ga naar voetnoot14 15die op straet gherne roepen als sij in huyse niet en moghen spreken / 16die de mans loopen bekijffven in de herbergen oft onder tgoet gheselschap. Ga naar margenoot+17die altyt teghen ijeghelick over die mans claeghen / 18die haer altyt vol drincken / 19die op straet loepen moert roepen als haer die mans dreeghen te slaen 20die van haere mans willen ghescheyden woerden, omdat se niet noech ghe- 21voegelt en worden / Ga naar voetnoot21 22die op die mans nijet en passen / 23die den man doen haspelen ende tbedde maecken / 24die de kinderen smijten uyt quaetheyt als sij niet en moegen op die mans keken 25die op die maerten tieren als sy haer leedt niet en moeghen op die kinderen 26vreken / 27die den honden met den voet stoten als sy niet en moeghen of man, boden oft 28kinderen sneuteren Ga naar voetnoot28 29die den man in alle quaet stoecken / Ga naar voetnoot29 30 die alle maenden een maert verslijten / 31die hen selffven willen verdrincken / 32die niet en willen swijghen al soudense kruepel ende lam geslaghen worden / 33die altijt willen loepen gaen / 34die niet en moeghen sien eten noch drincken / 35die den mans altijt preecken / 36die den mans vrinden verachten ende altijt den man daer achterdeel aff seet / Ga naar voetnoot36 37die veel te veel claps hebben / | |
[pagina 38]
| |
38die nimmer meer int besten spreecken / Ga naar voetnoot38 Ga naar margenoot+39die heijmelyck glorieeren als den man gram is / 40die den man verwijten dat hij niet werdt en is dat hij hare man is / 41die van tafelen met gramschap gaen loepen als sij den man niet moeghen helpen Ga naar voetnoot41 42inden dronck / 43die hare terstont aller dinck belghen / 44die heijmelyck schult maken / 45die altijt teghen hare gebueren kijven / 46die den pot altijt laten in dasschen loepen / 47die den mans terstont helpen kijven op sijn knechten / 48die altijt over knechten ende jonghens clachten doen aen den man / 49die den knechten haten als sy hare niet gedienstigher syne dan den man / 50die altyts sitten bij hare ouders en claghen / 51die hare besieckt maecken als sy een soffelet hebben kreeghen / Ga naar voetnoot51 52die drye maerten haudt ende soude haer met eender wel ghedoene / 53die hare kinderen bij de papen laten slapen als sij met lecken ende suypen Ga naar voetnoot53 54moeghen / 55die den mans hoeden berghen / Ga naar voetnoot55 56die bij de mans slaepen eer sij van kindt uytgegaen sijn Ga naar voetnoot56 57die altijt heymelicke Commeerkens hebben daer sy met brassen als den man 58niet thuys en is / 59die jaloers syn / 60die hare siecker weten te maecken dan sij sijn / Ga naar margenoot+61dieghene die muylen als die man elders ghenoijt is, dat sy niet mede ghenoijt 62en is / 63die men savonts niet slaepen en smorgens niet op ghecrijgen en kan / 64die den mans bevechten willen / 65die altijt aen hare kleederen pronselen / Ga naar voetnoot65 66die liever op straet kijven dan in huyse ende niet soe poertvast en sijne / 67die den man altijt hare goet verwijten / 68die in hare slaepkamer in die pispott schyten / 69die doer hare vingeren pissen dat men se niet soude hoeren strollen / Ga naar voetnoot69 70die hare den rechten willen verstaene / 71die altijt suerlyck sien / 72die hare walsche groene scheere / 73die van den hare dat op eghen hoefden wast, brasseletten maecken / Ga naar voetnoot72 74Ende voorts allen hoverdye van vrouwen van cleederen schoenheyt goet wor- Ga naar voetnoot74 75den en werken
76[Die met haer mans den maeltijt niet en halden, mer snoepen als hij niet Ga naar voetnoot76 77thuis en is] | |
[pagina 39]
| |
78[eenen dingen ons noetsaecfkelyc te weten moriendum certe est et id in- 79certem Ga naar voetnoot78 an eo ipso die, si vis ad vitam ingredi serva mandata dei]
Ga naar margenoot+80 Hier volgen die notabelste stucken ende percheelen van goederen die 81 onder den voors. Leenzaell behoeren ende gereleveert Ga naar voetnoot81 werden. 82 In den eersten een schoene, goet, costelick, verveerlyck Leengoet, gelegen te 83 water ende tLande, hoeffende Ga naar voetnoot83 onder een deel grauwelycke wolffven die Coe- 84 ninghen noch vorsten aen en sien, Ga naar voetnoot84 comende uuijt Lombardijen, welcke beesten 85 hier int Landt oick hebben seer voerts ghebracht, Ga naar voetnoot85 dienende met Rentmeesters, 86 muntmeesters, penninckmeesters, Tresoriers, Argentiers, thesauriers, Prossiers, Ga naar voetnoot86 87 financiers, Banckiers enz. Regenoten: Ga naar voetnoot87 ghelt verschoten op die penninck drye 88 ter eenre / alsoe veel offitiën als beneficiën beleenen ende vercoepen ter tweeder,89 alle goeten met ghereede gelt binnen coeps Ga naar voetnoot89 coepen ter derder / Ende loose 90 rekeninghe weten te maecken ter vierder zijden / Ga naar margenoot+91 Item een schoene Leen dienende voer hoeven daer gheen moes en wast ende 92 voer heeren die gheen priesters en syne ende voor vorsten daer gheen steeden 93 en syne ende recht dat nijet crom en is ende voor den stoel van Roemen die 94 egheen staples Ga naar voetnoot94 en heeft ende voerden Secreten Raedt die niet hemelyck en is 95 ende voor meesters van recht die hun text niet en kennen ende voer den 22 96 daer 15 wel doen souden Ga naar voetnoot95/96 ende voer arme Commissarissen die egheen gelt en 97 nemen ende voer die Ridderschap die naer het hoff niet hooren ende voer den 98 drij Coeninghen die nijet ghecroent en sijn geheeten vuijlsaken, geleghen 99 onder allen bedroch, eijhgen profyte ende loose practijcke. Rgt: Ick salt soe 100 langhe appelleren Ga naar voetnoot100 hij en sal my niet kunnen ghevolghen ter eenre, van beyde 101 syden even cryghel te syn ter 2der, Ick sal soe veele schincken dat Ick goede 102 expeditien van recht sal cryghen ter 3der, Ende als men grooten cost ghedaene 103 heeft peys maken ter vierder syden. Ga naar margenoot+104 Item een tol geheeten den bijltol, Ga naar voetnoot104 geleghen onder die zee der fiscalen. Regt: 105 ipse bene habet, hij heeft syne suster ghefoilt ter eenre, van een exces te weten106 drie oft vier articulen te maecken Ga naar voetnoot105 ter tweeder, Laet ons desen schepenen, pro- 107 chiaen, custers droncken maken, sij sullen al te wel clappen ende aenbrengen108 ter derder, ende die hoerkens daeghen Ga naar voetnoot108 dat sij se selfs voeghelen souden ter vier- 109 der zijden. 110 Item noch een schoene dienend leen, dienende te voet, te waeghen ende te 111 peerde, Ga naar voetnoot110 som met een peerdt, twee peerden, drije peerden, daer nae dat die 112 Leenen sijne. Regt: allen cloesteren waeghens ter eenre / een geleent peert | |
[pagina 40]
| |
113 vyff off ses daeghen te rijden ter tweeder / om den cost wercken ter derder / ende 114 alle krewee waeghens Ga naar voetnoot114 ter vierder zijden / Ga naar margenoot+115 Item een Leen daer men al gheboterde koecken backt maer het deech blijft 116 een Ga naar voetnoot116 al aen die handen hanghen, hovende onder Commissarissen, mombers, 117 executuers ende testamentuers, gasthuijsemeesters, heylegheestmeesters, kerck- 118 meesters ende weesmeesters. Regt: aen dat berdken te draeghen Ga naar voetnoot118 en is geen 119 verlies ter eenre / veele vacatien rekenen ende segghen arbeit is loonsweert ter 120 tweeder / tgelt in die handt crijghen ende hem daer mede behelpen Ga naar voetnoot120 ter derder /121 ende achter nae een bescheten rekening Ga naar voetnoot121 maeken ter vierder zijden /. 122 Item noch een grooten poel daer alle vuyle water in vergadert hoovende 123 onder Henrick loesleven. Regt: een ijgelycken te ontrekenen Ga naar voetnoot123 ter eenre / ende 124 wat Ick op mynen eedt heb Ga naar voetnoot124 dat is ghevanghen visken ter tweeder / van een125 v een x te maecken ter derder / ende mijne Ruyme conscientie is my tsiaers 126 een koye Ga naar voetnoot126 waerdt ter vierder zijden / Ga naar margenoot+127 Item een stuck Leens dwelck nimmermeer met goeder meninghen en woert 128 opgehauwen Ga naar voetnoot128 ende is nochtans daeghelix geschiedende. Regt: die vrinden oft 129 Luijden bekeijffven dat sy niet te kermessen oft maeltijt en quamen als se ge- 130 passeert syne ter eenre / noeden eens voer all als men liever heeft dat se thuijs 131 blijven oft niet en comen ter tweeder / die luijden noeden als men hoert dat se 132 elders ghenoijt sijn ter derder / ende als men die luijden genoijt heeft, dan 133 selffve nijet thuijs te syne, zegghende Ick dacht ghij en soude nijet ghecoemen 134 hebben ter vierder zijden. Noch een stuck Leengoets dwelck costelicke is, 135 nochtans lichte warec Ga naar voetnoot135 ende is van alsulcken privilegien dat ment moet over 136 tafelen ophouden. Regt: schoetelen met breede canten Ga naar voetnoot136 coopen dat se die tafel 137 wel vullen souden ter eenre / die weert heet den gasten die spijse ontginnen Ga naar voetnoot137 138 als hij sij gheerne heel houden soude ter tweeder / ende den gasten wellecomme 139 heten tot der portien als sy Ga naar voetnoot139 in een gheheele jaere niet baet teten en hebben 140 gehadt ter derder / ende meer wijns rekenen dan over tafel gedroncken is ter 141 vierder zijden. Ga naar margenoot+142 Item een warande vol kleynes ende eels wilbraets van dobbel Ga naar voetnoot142 haesen, doer- 143 toghen vossen, loose fretten ende schalcke vissen. Regt.: hij heeft wel gedient, 144 hij heeft sijne noetkens wel ghekraeckt Ga naar voetnoot144 ter eenre / hij weet wel ware syne kulle- 145 kens hanghen, hij is loes ghenoech ter tweeder / per ma foij als den heer hem 146 verliest, Ick verseker u dat hij een goeden officier sal verliesen ter derder / Ende 147 het is een man van verstandt, hij weet te gheven ende te nemen maer te nemen 148 aldermeest ter vierder zijden. 149 Item noch een warande vol groffs wilbraets van deenen, Ga naar voetnoot149 rekels, buffels ende 150 esels, gelegen onder honsem. Regt: niemanden niet te vergheeffs doene ter | |
[pagina 41]
| |
151 eenre, gheen eere kavelen Ga naar voetnoot151 die gelt cost ter tweeder / om een mijte een oerloghe 152 ende gekijff aennemen ter derder / ende hij is Ryck ghenoech, nochtans en 153 derre hij hem nijet halff sadt eten ter vierder zijden / Ga naar margenoot+154 Item noch een Berch, geheeten den Keijenberch, geleghen in een quaet hoeft 155 al en ist niet schorft Ga naar voetnoot155 comende, doer crijghelheyt al syn opinie volgende, duer 156 buijnheijt Ga naar voetnoot156 een anderen schamperlyck aen te spreken, doer onverstandicheijt 157 tgoet met quaden te loenen, doer vermetentheyt een quaet stuck te doene, 158 doer nijdicheyt een anderen sijn duecht te beletten / sonder discretie Ga naar voetnoot158 op die 159 heeren te roepen / doer ghirichheyt een ijgelijck ongelijck te doene, doer 160 hoverdicheyt een ijgelijck te verachten / doer gramschap metten hoeft teghen 161 den muer te loepen ende doer haesticheijt een anderen te incurieren. Ga naar voetnoot161 Dit leen- 162 goet is zeer wilt ghelegen, want het heeft wel duijsent Regenoten / 163 Item eenen berch geheeten den vuylenberch, besedt met onghestelden hout, Ga naar voetnoot163 164 horende onder een onpleijsanten meyer. Regt: lichtelijck met een anderen 165 spotten, niet moeghen ghespot lijden ter eenre / altijt goet gheselschap in 166 arguatie Ga naar voetnoot166 te stellen ter tweeder / altijt nijdich spelen ende spotten ter derder / 167 ende van niemanden om beters wille niet verdragen ter vierder zijden /. Ga naar margenoot+168 Item in desen Lande regneren veele quade craewagien Ga naar voetnoot168 die welck al sweeren169 op die tonghe sonder etter oft bloet. Regt: niet te vreden willen syn dat ons 170 heer gecruijst is mer moeten hem hercruijsen Ga naar voetnoot170 ter eenre / veele costelijcke eeden 171 sweeren eer men die ghemaent is Ga naar voetnoot171 ter iider / op syne vianden willen vreecken 172 met den santen plaeghen Ga naar voetnoot172 ter iider / ende deen den anderen heeten hare moe-173 der seyrden Ga naar voetnoot174 twelck beestenwerck is ter vierder zijden. 174 Item een schoene Capelle daer men schoene musijck singt met veel parthijen, 175 mer het is quaet accordt ende men singt daer nijet veel uijt der stemmen Ga naar voetnoot175 oft 176 veel luijden en moeghent nijet hoeren. Regt: Int facit Ga naar voetnoot176 singhen ter eenre / een 177 dinck secretelijck een ijgelyck vertrecken tot dat alle die werelt weet ter twee- 178 der / wat men hoert oft siet terstont overdraeghen al ist oock over tafel geschiet 179 ter derder / yemanden uyt haet oft nijt verraden, al heeft hij die XXXe pen- 180 ningen niet Ga naar voetnoot179 noch en heeft den eedt niet gedaen Ga naar voetnoot180 ter vierder zijden. Ga naar margenoot+181 Item noch een berch geheeten den alffberch staende voll costelycke appel-182 boemen geheeten wittinghen, Ga naar voetnoot182 hovende eensdeels onder malleborch. Regt: die | |
[pagina 42]
| |
183 kinderen in hare quaetheyt prijsen ter tweeder / den kinderen soe veele over- 184 gheven Ga naar voetnoot183 dat d'ouders achter nae gebreck lijden ter derder / ende borghe blijffven 185 dat men achter nae selffs betaelen moet ter vierder zijde / 186 Ende eensdeels hovende onder die van Loeven. Ga naar voetnoot186 Regt: die hen selffven laeten 187 duncken dat sy wys syn ter eenre / die gherne voer hoeff Ga naar voetnoot187 gepresen syn ter twee-188 der / die altijt lichtelyck lachen ter derder / ende die hen selffven aldermeest 189 prijsen ter vierder sijden / 190 Item onder desen berghe voergenoempt woent den vader van den alffen 191 ende heft syn leengoet op onder die brabanders hoe auder hoe sotter ende is soo 192 wonderlick in sijnne oude daeghen / wat felder beeste moet dat geweest sijnne 193 In syn Jongghe daeghen dat hij die Jonghe alffen soude groote schade doene, maer 194 met dese manieren moesten sy hem onderhouden: Ierst moet al goet syn 195 wat hy seet oft doet, ten tweeden wilt hijt all ghepresen hebben / ter derder Ga naar margenoot+196 moet men hem al nae sijn mont spreecken / ter vierder behoeffden hij van 197 achter Ga naar voetnoot196/7 wel twee ooren. Regt: alle ouden stultisen Ga naar voetnoot197 ende meestendeel woenen sy 198 in Brabant ter eenre / herhauwelycken ende een wijff nemen die den helft 199 jongher is als hij ter tweeder / In syn oude daeghen syne maert trouwen ende 200 doen die voerkinderen in have ende erffve grote schade alsoe dat die leste 201 kinderen Ga naar voetnoot200/1 oock niet veele en behouden ter derder / ende als hy een penninck 202 gewonnen heeft om in sijne oude daeghen met ghenuechte te verteeren, dien 203 moet d'jonck wijff verteeren met den lesten kinderen ende hij moet daer toe in 204 sorghen leven ende sterffven alsoe in sijn katijwicheyt Ga naar voetnoot204, dwelck hy wel weert is, 205 ter vierder zijden. 206 Item een schoen dorpe geheeten lastaert Ga naar voetnoot206 dwelck schoene stucken leengoedts 207 allen tlandt duer heeft onder hem sorterende. Regt: eenen ijegelijck sijn staet 208 weten te vertrecken Ga naar voetnoot207/8 ter eenre / van niemant moegen goet segghen oft hoeren 209 ter tweeder / allen dinck in quaet weten te vertrecken ter derder ende nijet 210 te moeghen helen oft swijghen dat secreet is al gaet hem selffven aen ter vierder 211 zijden. Ga naar margenoot+212 Item in dit dorp gaet een haeghemunt Ga naar voetnoot212 die allen tlandt duer verboden is / 213 nochtans blijffse in allen plaetsen grooten cours houdende. Regt: over die doel 214 schietende ter eenre / blasen sonder blaesbalck ter iier / stofferen sonder verwe 215 ter iiier / ende stijffven sonder stijffsel ter vierder zijden / 216 Item noch een berch geheeten den molenberch met een costelijcken wint-217 moelen, waijende met allen winden, maer men can daer niet dan licht goet op 218 malen. Regt: gheloven ende niet voldoen ter eenre / nooden ende ontnooden 219 ter iier /allen dinck vermeten ende beroemen ende niet daer toe doene ter 220 iiier, ende nyemandt ennighe waerheyt houden ter vierder zijden / 221 Item noch een costelyck slot met dobbel graven maer het is op quaeden 222 gront gefundeert / maar is al wel gewaepent dat daer op leet, Ga naar voetnoot222 maer lichtelijck 223 gekleet. Regt: schoene voer thoeft en achter stekende ter eenre / al grenende Ga naar voetnoot223 224 gheveynsde vrientschap maken ter tweeder / dat die mont anders spreeckt dan 225 het hert mey[n]t ter derder / ende alle wywater van den hove ter vierder zijden / | |
[pagina 43]
| |
Ga naar margenoot+226 Item een prochie geheeten onser vrouwen prochie die welcke zeer groet is, 227 want sij heeft vele communicanten onder hare. Regt: Ick sal mij met mijne 228 wijffve beraeden ter eenre / dat die man moet haspelen / keeren / bedde 229 maecken ende dwater putten ter tweeder / niemandt moeghen in huijse brin- 230 ghen het en moet sijn wijff believen ter derder / ende alst wijff spreeckt dan 231 moet den man swijghen ter vierder zijden. 232 Item onder dese prochie woenen een deel sotten geheeten cutte sotten, hoe- 233 vende gemeynelyck onder die jonghe jonckers of clercxkens van loeven ende 234 die hun wat sot gestudeert hebben. Regt: zeer vroech een quaet houwelyck 235 doene ter eenre / ende dan by twijff altijt den achternoen slaepen ter tweeder / 236 die cutt kussen ter derder / ende jaloers sijne ter vierder zijden / 237 Item in die selffve prochie woenen een deel gapaerts die meer doer den 238 mondt laeten ghaene dan duer den oeren. Regt: teghen quaet wijffs kijffven 239 ter eenre / Ick bedraechs mij Ga naar voetnoot239 ter tweeder / teghen die kinderen ende sotten 240 ophanghen ter derder / ende allen dinck becouten oft berispen ter vierder 241 zijden / Ga naar margenoot+242 Item een schone velt geleghen allen tlandt doer, geheten t'Byster velt, 243 hovende onder Peter sonder achterdencken, out stockgoet Ga naar voetnoot243 / comende vuijter 244 limiten van edel gheselschap, nimmermeer thuijs, egheen wercklost, altijt op 245 die baene, dickwels van ertryck te scheijden Ga naar voetnoot245 / buijten teeren al soud men thuys 246 vasten / thuyse veele kinderen en een vuijle wijff sonder sorghe, ltijt gast oft 247 weerdt maekende goet chier opt goet dat noch versterffven sal / veele quade 248 coepmanschappen doene ende veele rauwe coepen Ga naar voetnoot248 gheven, niemanden betalen 249 sonder schaede ende met hoeren ende boeven huijs te houden / 250 Iten noch een schoene bempt geleghen tuytkercken bij den uuijthaeghen, Ga naar voetnoot250 251 leengoet spruytende van de vier edel quartieren passeert, Ga naar voetnoot251 egheenen troest, qual- 252 lyck becanst ende nimmermeer gheluck. Regt.: boverye ende ongelijck int 253 spel doene ter eenre / op screven Ga naar voetnoot253 ende borghen spelen ter tweeder / niet willen 254 betaelen ter derder / ende dan een hersteken Ga naar voetnoot254 ter vierder sijden /. Ga naar margenoot+255 Item een schoene groete finantie hoevende onder loese practycke om ghelt 256 te kryghen ende sy is soe wijdt ende soe groet dat sy streckt in Lombardien, 257 maer sy is soe seer belast met vreempde luijden ende sonderlingen Ga naar voetnoot257 metten 258 naesten vrinden als sij malcanderen onversiens overloopen, Ga naar voetnoot258 met Kermessen ende 259 bruijloften te houden / ende nieuwe kleederen te maecken, alsoe dat se niet 260 veele en doecht. Regt: op borghen incoepen, met ghereeden gelt wederom 261 vercoepen ter eenre / alle oude cleere mercten ter tweeder / Ick moet lasten Ga naar voetnoot261 262 maken, ick soude gheerne een goet onderstaene Ga naar voetnoot262 ter derder / ende het bedde 263 vercoepen ende te slaepen in stroije ter vierder zijden / 264 Item noch een stuckxken leengoets gelegen te miscum ende is wat belast met 265 quade regenoten ende is hoevende onder Joncker Jan van der quade beleij, 266 geleghen in tavernen daer meer borghers drincken dan buijten luyden. Regt: 267 nimmermeer nochteren ter eenre, het coernken groen eten ter tweeder / op syne | |
[pagina 44]
| |
268 kindts ghedeelten last maecken ter iiier ende achternae ten ghat uuyt Ga naar voetnoot268 ter vier- 269 der zijden / Ga naar margenoot+270 Item een schoene groete hoeve geleghen te Putiers, hovende onder Augustyn 271 deuchniet ende is dienende Leen, want den mannen moeten den ploech trecken 272 / ende men ackert daer met den strijck voerre Ga naar voetnoot272 ende die landen syn soe hemel- 273 vloedich Ga naar voetnoot272 dat se winter noch soemer droech en syn, daerom en syn sij niet goet, 274 want men can se niet wel doerboiren, waer duer mennich man woert bedorffven 275 om dat sij egheen profyt en doene / want sij allen haeren arbeyt daer in schieten 276 ende en kunnen egheen vruchten ghewinnen dan dat sy daer noch meerder 277 cost met hebben, nochtans wilt ijeghelijck op die hoeve woenen, ende die lan- 278 den sijn soe kostelyck om mesten dat niet moeghelijck en is dat daer ijemant 279 mach op bedijen. Regt: het is een groote ghilde, hij en mindt gheen wijff noeder 280 dan die sijnne ter eenre / soude ick altijt Ga naar voetnoot280 in een kuijl vallen, ick zoude Lazarus 281 worden ter iier / Ick moet oick somtijts kiecken vlees eten ter iiier / ende mindt 282 hy gheen schoender als de syne, soe en is gheen schade ter vierder zijden /. 283 Item noch een coerken Ga naar voetnoot283 daer men noeten singt die den vercken eten, het is 284 leengoet maer daer gaet veele uyt, hoevende onder die onghetijdighe Ga naar voetnoot284 drijs / 285 Regt: een kalffken werpen Ga naar voetnoot285 sonder hornen ter eenre / een vosken kabbelen son- 286 der vel ter iier / schoene bullen beseeghelen sonder wasch Ga naar voetnoot286 ter iiier / ende het 287 bedde beseycken ter vierder zijden / Ga naar margenoot+288 Item noch een vol heerghewaye Ga naar voetnoot288 allen tlandt duer ende meestendeel in Spaen- 289 gien ende Napels ende dese landen moeghen oick wel mede ghaene, dienende 290 onder een ghesalffden Coeninck, hovende onder den man metten bonten benet, 291 geleghen tusschen Hercules pilernen doer die broeckstrate aen een sluijse, bij 292 den keervonder daer die levende gheesten woenen, by een warande vol kleyne 293 wilt ghebraets wit ende roet, onder een doot gheleeghe bij een krank fonda- 294 ment, dienende met twee leeniagers ende eenen meyer. Ga naar voetnoot294 Regt: een klapoere 295 ter eenre / al fluymen in die keele ter iier / het krausel aen die beenen ter iiier /296 ende den druypenden vingher Ga naar voetnoot296 ter vierder zijden / 297 Item noch een vrempt lant Ga naar voetnoot297 welck profytelycke is, maer die menschen eten 298 een den anderen al levende op. Regt: Rinten al willens laten op loepen opdat 299 men den gront krighen soude ende uyt daeghen Ga naar voetnoot299 voer den chijnse ter eenre / voer 300 hefflicke schult erff weten te krijgen omdat men den luijden dreijcht te be- 301 schaemen oft te panden ter iier / Renten coepen Ga naar voetnoot301 met den penninck xiiii die 302 welck met den penninck xviii ende niet min te lossen en sijn ter iiier / ende 303 een man goede chier maken, Ga naar voetnoot303 etende, thoevende met drincken omdat men 304 hem alsoe syn erffve afftuytelen Ga naar voetnoot304 soude ter vierder zijden. Ga naar margenoot+305 Item noch een Leengoet / dwelck sonder achterdincken woert opgehauwen, | |
[pagina 45]
| |
306 daerom loepen daer dickmaels groote schade op want dikmaels woert belast. 307 Regt: [cetera desunt].
Ga naar margenoot+308 Ordniantien Ga naar voetnoot308 ende Statuten hoe ende in wat manieren die voerghenoemde 309 Leengoederen ontfangen worden, hoe dat men behoert te hande ende 310 monde te coemen / Ende oick alle poincten ende articulen hoe ende in wat 311 manieren zij moeten onderhouden woerden ende hoe dat sy hare successie 312 hebben, te weten hoe sij in rechte linie versterffen moeten / 313 Ierst soe wanneer datter yemant gebuert dat hij sijne Leengoet moet ont- 314 fangen, soe sal men terstont sijne wapen suecken ende lesen hem syne artickel 315 ende moet den selffen wapen cussen ende soe wanneer hij ijemant vindt die by 316 successie oft bij verborghenesse oft bij hem selffven eijnighe goeden hier in 317 heeft liggende, dien sal hij terstonts aenbringhen om inghescreven te worden 318 ende tzijne tontfangen alsoe tselffve behoert ende soe menichmael als yemant 319 tot ontfanck coempt, die sal telcken reijse niet meer gheven voer rechten, te 320 weeten voer stadthouder, greffier ende manschap een pot wijns te voren ende 321 in dien dat men wel toesiet ende goede inquisitie ende executien doet, die man- 322 schap sal wijnes ghenoech hebben voer hare drincken sonder eynighen teghen 323 segghen / Ga naar margenoot+324 Item hy moet zeer arme van goet sijne die hier niet een stuxken leens en 325 heeft onder liggende ende soe wij syne artyckel kent ende gherne van selffs, 326 sonder gesomeert te syne met waerschouwe brieffven oft met den leeniagere 327 versocht, te hove coempt om tzyne te ontfanghen, dien sal men weerdlick 328 accepteren ende ontfangen ende egheen boeten noch rechten affnemen, ende 329 alsulcken luijden sal men nemen tot manschap als richters van alle quaestien, 330 die in desen hoff vallen of rijsen moeghen slichten. 331 Item oft gebuerden datter ijemant ware die syne leengoet nyet kennen en 332 wilde ende dae tseghen argueerden ende viel van een leengoet tot op dander 333 gelijck oft ware van den vuylenberch tot op den Keyenberch ende daer in per- 334 sisteerden ende hem in manschap nyet en wilde overgheven tot vuytsprake van 335 selffven ende liever wilde met gewalt te keeren den totten ontfanck te coemen, 336 dien sal men moeghen priveren van alle syn leenghoederen ende thoff verbie- 337 den alsoe dat hy nyet en sal moeghen in gheselschap van leenmannen verkee- 338 ren, mer men sal den selfffden senden tot Sint Hubrecht in Ardennen dat hy 339 aldaer den boet houdt, ende indien den boet miraeckel doet alsoe d... Ga naar voetnoot339 betert 340 en hij dan begheert gratie, soe sal men hem op dobbel recht in ghenade nemen 341 ende indien den boet gheen miraeckel en doet ende lancx soe dulder woert, 342 soe sal men hem die papen overgeven ende laten hem besweren /. |
|