De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De zoete pop. Wat zeg je van mijn poppetje, Mijn allerliefste neeltje? Is dat geen aardig koppetje, Geen engelachtig beeldje? Al zijn hare armpjes nog wat schraal, Zij heeft twee lipjes als koraal, Twee oogjes als juweelen, En voetjes - om te stelen! Haar kleeft geen enkel vlakjen aan; Kastanje zijn haar lokjes; Zij heeft een rood rood jakjen aan, En hagelwitte rokjes; Zij heeft een blaauwbont schortje voor, Een belletjen in ieder oor: En van haar zondagcentjes Koop ik ze een boek met prentjes. [pagina 47] [p. 47] Want leeren moet ze! En tot haar eer Mag ik het wel vertellen, Haar wil is goed en 't vlot haar zeer: Gij moest haar hooren spellen! Ik heb haar nu van kermis af, Toen Moê haar ten geschenke gaf, Maar 'k wacht van 't lieve wichtje Nog 't eerste zuur gezigtje! En heb ik somtijds kwaad gedaan, Haar oogjes doen het lezen, En 't schijnt op haar gelaat te staan: ‘Hoe kan je toch zoo wezen!’ Welnu, wat dunkt u, neeltje-lief, Van zulk een zoete hartedief? Onthouden wij het zamen; Geen pop moet ons beschamen! t. K. Vorige Volgende