De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De bij en de paardenvlieg. Eene fabel. Een paardenvlieg, een lanterfant, Die rondvloog over 't land, Bleef bij de korf der bijen staan, En zag haar arbeid aan. ‘Hm!’ riep hij, ‘werken zie ik graag, Maar niet zoo bijster traag, En niet zoo stijf als jijlui doet: Ik hoû wel, van wat spoed! Wat bergt en boent gij dan toch wel Zoo lang in elke cel? Waartoe dat nutteloos gezwoeg? 't Is immers mooi genoeg! [pagina 29] [p. 29] In d' eigen, kostelijken tijd, Dien gij zoo dwaas verslijt, Vloogt gij, belaân met nieuwe buit, Wel tienmaal in en uit! Een bijtje sprak bedaard weêrom Abuisjes, meester Brom! Dat slordig haasten is precies Het grootste tijdverlies! Maar wie zich vroeg aan orde went, En maat en regel kent, Heeft d' arbeid, die hem later wacht, Alreeds ter helft volbragt! t. K Vorige Volgende