De nachtegaal en het lijstertje(1854)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Buurmans-aaltje. (Alleenspraak van Elize.) Des zomers als het hooitijd is, Dan kon de meester, zegt Papa, De klok van 't dorp wel stil doen staan, En niemand gaf het leed of schâ; Want 's morgens als zij achtmaal bromt, En 's middags als ze twalef slaat, En 's avonds, kwart voor vijven net, Gaat buurmans-aaltjen over straat. Dan brengt ze brood en koffij heen Naar 't maaijersvolkjen in de wei, En naar heur broêrtje, die daar ginds De schapen rondleidt op de hei; Dan dribbelt ze als een kievit voort, Al zweet ze ook nog zoo van haar vracht, Omdat ze weet, dat ze op het erf Met ongeduld wordt weêr gewacht. [pagina 12] [p. 12] En houden haar de menschen op, Dan voegt zij ze altijd vriendlijk toe: ‘'t Is hooibouw, 'k heb mijn tijd van doen; Klein zusje zit zoo lang bij Moê.’ Dan loopt zij op een drafje heen En knikt een ieder goeden dag; Het gansche dorp houdt veel van haar, En ieder groet haar met een lach. Laatst kreeg ik knorren van Mama Wijl niet mijn taak was afgedaan; Zij wees me buurmans-aaltje toen Als een voorbeeldig kindjen aan; 'k Beloofde voortaan beterschap En gaf mijn beste Ma een zoen, En als 'k mijn les nu leeren moet, Of naadjes aan mijn breikous doen - Dan werk ik voort met lust en vlijt, Al duurt het soms ook wel een uur, En denk maar onder 't werken door Aan moeders woord en aaltje-buur, Die alles afdoet op zijn tijd, En altoos willig, altoos vlug, En 't is of ik de les nog hoor: Verloren tijd komt nooit terug. v.d. B. Vorige Volgende