Het nachtegaaltje
(1851)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijGedichtjes
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Haar kleeft geen enkel vlakjen aan;
Kastanje zijn haar lokjes;
Zij heeft een rood rood jakjen aan,
En hagelwitte rokjes;
Zij heeft een blaauwbont schortje voor,
Een belletjen in ieder oor,
En van haar zondagscentjes
Koop ik ze een boek met prentjes.
Want leeren moet ze! En tot haar eer
Mag ik het wel vertellen,
Haar wil is goed en 't vlot haar zeer:
Gij moest haar hooren spellen!
Ik heb haar nu van kermis af,
Toen Moê haar ten geschenke gaf,
Maar 'k wacht van 't lieve wichtje
Nog 't eerste zuur gezigtje!
| |
[pagina 64]
| |
En heb ik somtijds kwaad gedaan,
Haar oogjes doen het lezen,
En 't schijnt op haar gelaat te staan:
‘Hoe kan je toch zoo wezen!’
Welnu, wat dunkt u, neeltje-lief,
Van zulk een zoete hartedief?
Onthouden wij het zamen:
Geen pop moet ons beschamen!
t. K. |
|