Het nachtegaaltje
(1851)–S.J. van den Bergh, J.J.L. ten Kate, Jacob van Lennep– AuteursrechtvrijGedichtjes
[pagina 32]
| |
[pagina t.o. 32]
| |
[pagina 33]
| |
En had ik nu een spiegel,
Dan liet ik je er in zien,
En stond je vast beteuterd
Als laatst die kleine mien,
Toen zij haar witten boezel
Present kreeg van oom wout,
Waaronder nu die koudkleum
Al weêr haar handen houdt.
Nu, 'k moet het eerlijk zeggen,
Je kostte ook wat een vlijt,
Eer wij je zoo ver hadden,
En vrij wat zorg en tijd;
Een viertal blaauwe neuzen,
En koonen, rood als vuur,
Een heelen achtermiddag,
En menig morgenuur!
| |
[pagina 34]
| |
Als 't nu maar niet gaat dooijen,
Zoo als het is voorspeld
Door maarten van den tuinman,
Die werkt op 't Vinkeveld!
Dat zou regt jammer wezen....
Wat zeg je, bolle piet?
Dan was ons werk verloren,
En al de moeite om niet.
Een buurman die het hoorde,
Zei: ‘klaas, versta ik goed,
Vindt gij het zoo verdrietig
Als gij vergeefs wat doet,
Dan loont ge ook al de moeite,
Die aan u wordt gedaan
Door ouders en door meesters,
Van dezen dag af aan.’
v.d. B. |
|