Stenen tijdperk(1960)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Recidive Wanneer een atol verdwijnt in een bolle wolk van wit en de zee er niets meer van weet (maar geschonden is straks het vlees van de vissers in de verte verbaasd in hun kalme riet) dan voel ik mij niet vorstelijk in mijn soort. De dingen die 'k aanraak, eens mijn stervensgetuigen, zijn het vileine machten in milde vormen? of zintuigen verslagen in 't maagdlijk kader van een opnieuw ontdekt heelal? Drie dimensies zijn niet meer genoeg tijd en ruimte verslinden elkaar steeds meer de missiles zoeken prooi. (Iemand zegt dat wij amper een schimmel zijn op groenazuren globe, een wat kwaadaardige schimmel zo ze aanbijt inboort uitvreet - een oude over-geleerde schimmel die bekwaam zich waant door 't laatst geheim te priemen). Maar ik voel mij niet zeer vorstelijk wanneer ze weer andere explosies - onderaards onderzees in de lucht - aankondigen, multipele raketten, zindelijke bommen nieuwe schouwe spelen met 't atoom. In druppels slik als in miljarden zonnen heeft 't eeuwige zijn hart, en vraagt gehoor. Vorige Volgende