Niet hier, niet heden
(1962)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Om dat woordIn het uur dat de slangen verstijven
dat het arendsoog verflauwt
en de baarden blauwen
(de zon daalt en de stem der vertellers)
hebben de vissers de kim omkringd
met hun lampen en viel ik gevangen
in hun deinende fuik.
Dit uur ondervraagt mij ik kan
meegolvend tussen wier en steen
eindelijk trachten te zeggen
wat onbegrensd te zeggen blijft.
Niet in de levenden geloof ik
maar in wat binnen hen woont
zonder dat zij het zelf kunnen weten.
De mens geboren wordt steeds herboren,
hoe te benoemen wat hem baren zal?
Zocht ik een naam daarvoor
een naam waar als het licht
waarder dan het zwijgen
dan begon ik met de liefde
die het oerlied verzon
om dan beter de stilte te zingen
het eerste woord ten hemel te heffen.
*
| |
[pagina 8]
| |
Zó heeft een vriendGa naar voetnoot* gedicht:
‘Alles voor mensen, niets voor God
want hij zelf is gezang en einde’. -
O wanneer maar dat woord, dat eerste
zo rein is als de lucht
op een doorzichtige avond
wanneer niets geschiedt
en toch elk blijmoedig en verdroomd
door zijn oude straten wandelt
elk louter twee benen die gaan.
De vogels tsjirpen
en jagen elkaar uit hun nesten
de lucht galmt door nauwe snavels
als naakte openbaring.
Zo is het wel in 't einde
en zulk een leven is het enig goede.
Zie de mensen ontwaken ontzet
als kwam hun laatste god genaderd.
Wat is gebeurd? Niets niets
bewogen heeft enkel de lucht
die honderdduizend eeuwen oud is.
- Niet daar was het woord.
*
| |
[pagina 9]
| |
Mijn fuik golft tussen bazalt
een schemergrot tegemoet.
Ik scheur het licht uiteen
voel met de hand tot in de zwartheid
die god bewoont - daar zit hij:
wat mag ik mens, wat mag ik niet!
Uit luchten steekt geen hoofd vooruit.
Wees goed en weet; leer, en vrees niet.
Allen is vreugde gegeven.
Deze eet, die laaft zich warm aan boeken,
die spreekt met zijn meisje, verbaast zich.
Anderen weer praten manlijk
en zijn verheugd en deren niemand.
Zo gaat elk dus zijn eigen weg
laat komen wat 't donker uitdenkt.
*
Waarheid breekt door de dunne luchthuid
zij wil zich tonen
Maar haar volgt Dood omhoog tot in het licht
snijdt in haar weke hart
waar ze als een schemerzon treurig uitbloedt.
En altijd dit te weten:
een dag is veel, is oneindig veel
morgen zal die dag zijn
verleden is maar spel en toekomst waanzin.
|
|