Kansen op een wrak(1957)–Herman van den Bergh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] De snaren hebben getrild... They will never love where they ought to love who do not hate where they ought to hate (Burke, Regicide Peace, letter 4) De snaren hebben getrild om de wereld bang te maken en ik lig bloedend voor een onverklaarbare muur: de ogen geblinddoekt, het voorhoofd verzwart door de storm morgen vermoord wek ik mijn wond. Een ernstig en smartelijk wezen dat uit het diep der tijden komt een zwaar en ongelukkig wezen stijgt langzaam op tot mijn gezicht en leent mijn stem om mee te spreken. Jij die de stilte ontvolkt laat ik je eindelijk noemen hordemens jij ontmenste jij die knoopt met muziek de valstrik die worgend vangt aarde vergeef mij zo ik haat zo ik niet liefheb als ik zou doen wanneer wij alleen waren jij en ik vergeef de mensen maar vergeef ook mijn haat deze juiste haat neen zeg niet volk want volk is als een orgel veelstemmig zeg massa want die is [pagina 32] [p. 32] eenstemmig als een fabrieksfluit zeg ook niet dit is gemeenschap zeg dit is de nieuwe knechtschap en zie nu wat zij wonnen met vrij te zijn te willen zijn zie wat zij geworden zijn slaaf slaven van alles, elkeen aan onnoemlijken horig Neen verroer je niet kariatiden zelfs wanneer het anker van de boog je drukt hoe ook beweeg niet weersta weersta sta vast of 't zal je erger vergaan zelfs niet tot vluchten ben je vrij. In de simpelste dingen hebben wij vrienden herkend hun glimlach doorboorde ons en deed de bloesems van onze pijn ontluiken dat was op een berg waar kudden spreken met de kou zoals eens een god het deed waar de zon in haar oorsprong is en er schuren zijn vol van zachtheid voor de mens die wandelt in zijn vrede in de simpelste dingen hebben wij daar vrienden herkend doordat wij zijn uit deze tijd waarin zich ieder bevrijden moet van zijn doodse verachting van te leven Laat ons leven zei ik tot een van hen maar voor antwoord had hij geen tijd [pagina 33] [p. 33] nu verlangt mijn dode vriend zijn deel met dat gewicht van onhandige stilte dat zich uitstrekt sinds de dag toen een onzichtbare mond veel harder sprak dan hij in de dageraad die uit 't hakhout kwam nu bespat de rijp zijn oogharen heftig een vogel zal zijn ogen met dromen als vruchten bezaaid gaan plunderen Dit is mijn haat vergeef ze mij aarde vergeef mijn haat die uit liefde is mijn haat die omzoomd is met liefde Als de nacht van mijn hart zal dalen in mijn handen en van mijn handen in het water dat alle tijden drenkt zal ik erin duiken en naakt eruit stijgen in ieder beeld van het leven een woord voor ieder blad een gebaar voor elke schaduw Ik ben 't die u hoor ik ben 't die u ken en ik ben het die u verander want zijn de dromen moeilijk uit te leggen en krast mijn haat hol op het zwarte bord wat gedicht wordt is dichten uit liefde en alleen in onze gedichten staat de dag van onze dood geschreven winter 1956 Vorige Volgende