Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

485
Willem Bentinck aan H. Fagel

[B.M., Eg. 1736]

Aken, 13 november 1748

(Herinnert aan de declaratie van 8 juli¹⁾, waarin onder andere gesproken wordt over een bijeenkomst van gevolmachtigden om teruggave van- of schadeloosstelling voor veroverde schepen te regelen, die binnen twee maanden bijeen moesten komen).

Il est certain, que bien des choses pourroient en devroient être discutés là, qui feroient cesser les plaintes de plusieurs de nos marchands.

1) De tekst in Ned. Jb. 1748, p. 582 vlg.

[p. 233]

(Dring bij Engeland erop aan vertegenwoordigers te zenden. Zij moesten op 8 september al bijeen geweest zijn²⁾).

2) De zesde brief van 13 november aan Fagel (B.M., Eg. 1736, fo. 443) bestrijdt Fagels mening dat de garantie in artikel 23 alleen de uitvoering van het verdrag geldt en daarna eindigt. Bentinck wijst er op dat verscheidene artikelen een continuïteit van uitvoering behelzen. Dit doen ook alle artikelen die garanties hernieuwen of doen voortduren. De andere gevolmachtigden zijn van dezelfde mening.