Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekend
[pagina 169]
| |
eenigd moet blyven met haare Geallieerden, Engeland en het huis van Oostenryk, dan wel of sy met Vrankryk eene separate vreede moet maken, of om de woorden te gebruiken, door Amsterdam geconsacreert, de vreede moet maken quovis modo.
Die van Amsterdam met die van Dort, en alle degeene die in de Provincien onder de Directie van Amsterdam staan, zyn van gedagten dat men absolutelyk een eynde van de saak moet maken, en sig redden soo als men best kan. Zy allegeeren voor haar gevoelen verscheyde redenen, de eene meer, de andere min sterk, waar van de voornaamste is de onmagt van de Republicq. Indien de reden getrokken uit de onmagt van de Republicq al de kragt hadde, die de Heeren van Amsterdam aan dezelve toeschryven, zouden die Heeren te gelyk moeten avoueeren, dat er absolut geen middel van uitkomst is, dat wy voortaan afhangen van het arbitrium van Vrankryk, dat wy van haar moeten ontfangen de Wet, soo als sy ons sal willen voorschryven, dat wy in het toekomende af sien moeten van alle andere Alliantien, en van alle andere hulp, en voortaan Vrankryk aansien moeten als het eenige steunsel van onse vryheid, want daar is geen de minste schyn van hoop dat die onmagt in het vervolg verminderen zal, vooral wanneer wy met alle onse andere Gealligeerden gebrouilleert en over hoop zullen syn. Die Heeren admitteeren die consequentien niet, dat is te seggen dat zy die niet avoueeren, ten minsten is tot myne kennisse niet gekomen dat sy se geavoueert zouden hebben: maar die consequentien, 't zy dat zy se avoueeren of niet, volgen noodsaakelyk uit haare stelling, dat men vreede moet maken quovis modo, als mede uit haare conduite, en de discoursen welke sy gehouden hebben, soo wel tegens de vreemde ministers als de Leden van de Regeering. Het is verre van gedecideert te syn, dat het in onse magt zy om de vreede te maken, al wilden wy, en dat Vrankryk ons wel de gunst zal willen doen van vreede aan ons te geeven: maar onderstelt zynde, dat wy daar toe konden komen, van te verkrygen een stuk papier, tot Titul voerende Tractaat of Convensie, 't zy van | |
[pagina 170]
| |
Vreede of van Neutraliteit, zoo soude egter dat papier de vreede self niet syn. Het zoude mischien op zyn allerbest genomen kunnen weezen de vreede van de Republicq met Vrankryk, maar niet de vreede van Vrankryk met de Republicq, of om klaarder te spreeken het zoude weesen een totale afhankelykheid en een volkome slaverny. Om de saak in syn volkomen ligt te stellen, moet men ondersoeken, welke de noodsaakelykheid en onfeilbaare gevolgen zouden zyn van een demarche, waardoor de Republicq voor altoos gesepareert zoude zyn van het huis van Oostenryk en van Engelland, en waardoor Vrankryk de handen ruym zoude krygen, om met Engelland en het huis van Oostenryk te doen wat hy wilde, zonder van deeze zyde eenige oppositie te wagten te hebben. Dit point is in 't breede gedebatteert en rypelyk overwogen en geëxamineert geweest in het jaar 1741, alvorens de Staaten van Holland op den 1 Dec. van dat jaar de Resolutie hebben genomen, van sig niet in te laten in een negociatie welke schynt daar heen te kunnen lopen om de Republicq te brengen tot een verklaaring die zoude aanlopen tegen engagementen, welke reeds gecontracteert zyn, en daar door de goede trouwe van dezelve in het naakomen van die engagementen suspect te maken; het welk, soo op sig selfs, als (N.B.) in syne gevolgen, tot groot nadeel zoude kunnen strekken. Dezelve redenen, die als doen hebben gesubsisteert, subsisteeren tegenwoordig nog in al haare kragt. Sommige van dien hebben zelfs een nieuwe kragt gekreegen, door het geen zedert die tyd is voorgevallen; te weten die redenen welke gegrond zyn op het groot en nakend gevaar van een seeker en onvermydelyke ondergang, waar in de Republicq sig sal bevinden, wanneer sy geene andere seekerheid meer sal hebben voor haare vryheid en Religie, als de goede trouw van Vrankryk, en wanneer zy Engelland en het huis van Oostenryk tot onversoenelyk vyanden zal hebben. Het welk niet missen kan, maar in dat geval gebeuren moeten sal: want het is niet mogelyk te onderstellen dat wy neutraal zullen kunnen blyven. Om het in 't voorby gaan te seggen, de neutraliteit waar mede men sig in slaap wiegt, en waar mede men | |
[pagina 171]
| |
sig wil vlyen, is een chimere en ydel geluid, om te verstrikken en te bedriegen die geene, welke aan de eene kant niet scherp ziende genoeg zyn, om te ontdekken al het geene verborgen is onder dat woord van Neutraliteit, en die aan de andere kant sentimenten genoeg hebben van eer en liefde voor het vaderland, om gebelgt te zyn door de gedagte van syn Geallieerden in het grootste gevaar te verlaten, en de Republicq in de noodsakelykheid te brengen van sig tegens die Geallieerden te verklaaren, indien het aan Vrankryk behaagt den oorlog tegens dezelve voort te setten. De saak is van sig selfs klaar; maar niets bewyst de waarheid daarvan beter dan het geen de Heer d'Argenson by geschrift gegeeven heeft in sijne Idées. Hy stelt daarin voor eene wedersydse guarantie van Neutraliteit, soo wel voor de plaatsen van de barriere, als voor de catholique Nederlanden alwaar sy gelegen syn. Het gevolg van die guarantie zoude zyn dat, indien, by voorbeeld, Vrankryk in oorlog was - - gelyk zy dagelyks is - - met Engelland en het huis van Oostenryk, en indien Engelland en de Keyserinne-Koninginne den oorlog kwamen voort te setten in de Nederlanden, die door haare situatie de eenige syn alwaar die twee mogentheden hunne magten kunnen samen voegen, om gesamentlyk te kunnen ageeren tegens den gemeenen vyand, in dat geval, seg ik, de Repube verpligt zoude zyn de wapenen op te vatten tegen Engelland en het huis van Oostenryk. Dus zoude de Republicq tegens haare oude vrienden die in meer dan een geval de steunsels en beschermers geweest zyn van haare vryheid en religie, en wiens voorneemen en gemeen interest het nog is, de Republicq in wesen en independent van Vrankryk te houden, verpligt zyn, om de schatten te gebruiken, die Vrankryk in sodanig een geval haar wel tegens wil en dank zoude doen vinden, schoon men die nu niet vind, om sig te defendeeren tegens een vyand, die in de twee laaste campagnes weg genomen heeft de plaatsen, waarvan hy ons de besitting geguaranteert hadde, en die actueelyk met een formidable leeger op onse frontieren staat. Ik ben verseekert dat er niet een borger nog eenig eerlyk man is, van wat land of welke religie hy ook zy, | |
[pagina 172]
| |
die syne toestemming tot eene diergelyke demarche zoude willen geeven, indien hy regt begreep welke de gevolgen daar van syn. Maar om weder tot myn onderwerp te komen, seg ik, dat alle de redenen gefondeert op het gevaar, waar in de Republicq sig soude stellen door eene afzonderlyke Negotiatie, wat naam men daar aan ook mag geeven, het zy van vreede of van neutraliteit, en door het verlaten van haare Geallieerden tegenwoordig sterker zyn dan in 't jaar 1741, om dat het gevaar grooter en meer na by is. Engelland ziende dat wy des selfs Geallieerden niet meer syn - - en voornamentlyk de geheele partye der Wigs ziende dat wy de protestantische Successie verlaten, waar van niet gesprooken word in de propositie of Idées die de Heer van Twickel heeft overgesonden - - zal ons aansien voor vyanden, en ons als sodanige handelen, en met reeden. De nationaale haat zal zoo verre gaan, dat de Engelsche sig sullen willen wreeken tot haar eygen nadeel, en indien sy tot die extremiteit komen, kan de gansche magt van Vrankryk niet beletten de totale ruine van onse Commercie. Om daar van overtuigt te zyn, behoeft men maar het oog te slaan op den staat van onze Zeemagt, en op die van Engelland. De Keyserinne-Koninginne ziende, dat wel verre van onse verbintenissen te houden, wy ons laten employeeren om ten haaren koste Vrankryk of desselfs Geallieerden te vergrooten, sal ons als vyanden handelen, en met reeden. Sy sal met ons te verlaten, en een gedeelte van het haare af te staan, voordeelige conditien, ten minsten voor het tegenwoordige, konnen maaken, en waar van de Republicq de sacrifice zoude zyn. En seekerlyk zoude zy regt hebben om sulx te doen. Het Tractaat van barriere, waar door sy tegenwoordig wederhouden word, zoude niet meer in wesen zyn. De noodsaakelykheid, waar toe wy haar gebragt zouden hebben, zoude haar selfs verpligten, om die partye te kiesen zonder tyds versuim. De koning van Pruissen ons ziende zonder hoop van hulp van de kant der mogentheden, die geinteresseert zyn om te beletten, dat hy niet voort gaa met zyne veiligheid te soeken in de verneedering van het huis van Oosten- | |
[pagina 173]
| |
ryk, zoude ons impune avanie op avanie aandoen. Hy zoude pretexten meer dan genoeg vinden om ons aan te tasten. De situatie zoude hem daartoe gemakkelyke middelen verschaffen. En Vrankryk selfs zoude wel in haar schik zyn, met aan hem iets tot zyne vergrooting te geeven, en hem meer en meer in staat te stellen om in het Ryk te konnen op wegen tegens de magt van het huis van Oostenryk. Dit is het natuurlykste en het sekerste middel voor Vrankryk om het Ryk onnut te maken aan het overige gedeelte van Europa, en om hetzelve te beletten van de veruitsiende projecten van Vrankryk te contrarieeren. Alle nabuurige kleyne Princen, de Bisschop van Munster, de Ceurvorst van der Palts, de Bisschop van Luyk enz. zouden ons alle affronten aandoen die zy wilden, zonder dat wy ons zouden kunnen vleyen van die te kunnen of te durven afweeren, ten zy het aan Vrankryk zoude behagen ons sulx toe te staan; 't welk zy niet doen zal, indien die Princen konnen dienen tot het een of het ander Project; die aan Vrankryk nooit ontbreeken. 't Is selfs niet te denken, dat die onvermydelyke ongelukken uitgesteld zouden kunnen werden; in tegendeel is het meer dan waarschynlyk, dat wy door dezelve ten eersten geaccableert zouden weesen. Selfs die geene, die, sonder sig te bekommeren over het geene na haar dood zal gebeuren, kwade burgers genoeg syn, om sig te vreede te houden met de Republicq te sien duuren soo lang sy leeven, die zeggen, het zal myn tyd wel uithouden, zullen ook dat oogmerk niet bereyken; zy zullen de Republicq overleeven, of onder desselfs puinhopen met haare Familien begraven worden. Sonder te doen gelden de sentimenten van edelmoedigheid en van liefde voor het vaderland, die by maar al te veel lieden, niet dan voor herssenschimmen passeeren, en sonder te spreeken van de pligten van een Souverein, laaten wy de saak eens van een ander kant beschouwen. Waar op delibereert men? Heeft men de keuze van oorlog of vreede? Wat bewys, wat waarschynlykheid is er dat Vrankryk ons de Vreede zal willen geeven, en dat alle de discoursen, die sy ons voor deezen heeft doen voorhouden door haare ministers, en tegenwoordig door de onze, opregt zyn, en dat die niet geschikt zyn om ons | |
[pagina 174]
| |
op te houden, om ons in slaap te wiegen, om te beletten, dat wy ons in staat stellen om den slag af te weeren, die sy ons van langer hand bereit, en welke zy beslooten heeft ons toe te brengen. De wyze, met welke Vrankryk met onse ministers te werk gaat, de voorstellingen, welke zy ons doed, en waar van zy weet dat de executie van ons niet afhangt, doen maar al te klaar sien, dat zy reeds met ons spot, terwyl wy nog Geallieerden hebben, die een gemeen interest met ons hebben en de wille om ons te beschermen. Waaruyt wy kunnen oordeelen wat wy te wagten zullen hebben, wanneer wy, ontbloot zynde van alle hulp van elders, van haare genade alleen zullen afhangen, en zy kans sal sien, om te verkleynen en overhoop te werpen een mogentheid die een blykelyk interest heeft om te beletten, dat Vrankryk Engelland niet 't onderste boven keere, en daar een roomsch Prins op den Troon sette. Wij hebben dan van Vrankryk niets goeds te wagten, en in plaats van vreede te maken quovis modo blyft er niets meer over als te arbeiden, quovis modo, om sig te verdeedigen, en sig in staat te stellen om haar te attaqueeren, en ons met de degen in de vuist een goede vreede te besorgen. De saak is niet desperaat. En daar syn nog middelen om se te redden, als men het serieus meent, en se met cordaatheid en alle particuliere vues seponeerende, by de hand neemt. Die geene welke deel hebben in de Regeeringe kunnen het niet verantwoorden voor het volk soo sy anders doen. Wat sal de koopman, de burger, de inwoonder, die gerust en onderworpen aan de wetten leeft en van de regeering de verschuldigde bescherming en veyligheid verwagt, seggen, wanneer hy sal sien dat de regeering versuimt heeft de eenige middelen, waar van de uitkomst te laat de regtmatigheid en noodsaakelykheid zal aantoonen? Wat sal er worden van de genegentheid en 't vertrouwen, sonder dewelke een monarchaale Regeering selfs nooit seeker is, en die de grondslag en het wesen selve syn van een Republicqueinsche en vrye regeering? Wat zullen de goede en yverige Protestanten seggen, wanneer sy haare Godsdienst zullen sien sonder eenig ondersteunsel, als de goede trouw van Vrankryk? Kan | |
[pagina 175]
| |
men verwagten dat de Geestelyken dit alles gerustelyk zullen aansien, en kan men in reedelykheid dit wel van hen vergen? De andere getolereerde Secten, byvoorbeeld de Jansenisten, die sig in grooten getaale in dit land begeeven hebben, zullen die gerustelyk deeze haar schuilplaats bloot gestelt sien aan de woedende pest van vervolging en conscientie-dwang van Vrankryk? Eindelyk daar is niemand, die daarby syne reekeninge zoude vinden, dan de Jesuiten, en die geene welke de maximes van die secte volgende, eyndelyk het but zouden hebben bereykt, 't welk zy zedert langen tyd in 't oog hebben. De gronden, door my gelegt by het geene ik hier boven gesegd hebbe, zyn niet nieuw nog ongehoort. Men hoeft niet seer ervaaren te zyn in de geschiedenissen van de Republicq om te weeten dat sy sig op die gronden gevestigt en staande gehouden heeft. De standvastigheid en kloekmoedigheid heeft haar gered in gelegentheden die nog desperater waren, als die waar in wy ons tegenwoordig bevinden. In 't jaar 1672 stelden de Heeren van Amsterdam zig tegens den stroom die de Republicq naa haar verderf wegvoerde en kantelden sig tegen een accommodement met Vrankryk. Haare kloekmoedigheid behield de Republicq. Het gevaar was doen ter tyd grooter, en de middelen om sig te redden minder als tegenwoordig. De Heeren van Amsterdam behoorden te volgen het voorbeeld door haare voorsaten gegeeven, en den weg, door dezelve geweesen, inslaan. Als men de Registers naaslaat van de jaaren 1665, 1672, 1688 en 1689, sal men vinden wat men doen kan, wanneer men voor een invasie van buiten bevreest is, als men durft avoueeren het gevaar daar in men sig bevind. Maar nu is het de manier potius malum celare quam remedium quaerere. |
|