Davids psalmen(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] Honderd-zes-en-twintigste PSALM. Wanneer de Heere Sions schaar Ten kerkere uitbragt was het haar Gelyk een droom; toen spraken wy, Vol lachchens, vol gejuichs en bly'; Toen zeiden heid'nen en geslachten: ‘God deed aan deezen groote kragten; God deed ons waarlyk groote daân, Dies wy tot blydschap overslaan, Honderd-zes-en-twintigste PSALM; voor Instrumenten. [pagina 365] [p. 365] Psalm CXXVI. 1. Wanneer de Heere Sions schaar Ten kerkere uitbragt, was het haar Gelyk een droom; toen spraken wy, Vol lachchens, vol gejuichs en bly'; Toen zeiden heid'nen en geslachten: ‘God deed aan deezen groote kragten; God deed on-waarlyk groote daân, Dies wy tot blydschap overslaan. 2. Wend van ons, Heere! en boei en band, Als stroomen in het zuidlyk land. Al wie zyn zaad met traanen zaait, Zal bly' zyn, juichende als hy 't maait. Die 't zaad draagt, dat men in den akker Zal zaaijen, weent, al gaande, wakker, Hoewel hy dock met bly' geschal Zyn' schooven binnen draagen zal. Vorige Volgende