Davids psalmen(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] Agt-en-négentigste PSALM. Nu en nieuw lied tot God verbéven, Die wond'ren deed, wiens rechterhand, Wiens heilige arm hem heil ge- geeven En 't kenbaar heeft gemaakt in 't land, Die voor der heid'nen oogenléden Zig heeft in recht geopenbaard, Gedagtig zyner gunstighéden, En trouw, aan Isr'els huis verklaard. Agt-en-négentigste PSALM; voor Instrumenten. [pagina 278] [p. 278] Psalm XCVIII. 1. Nu een nieuw lied tot God verhéven, Die wond'ren deed, wiens rechterhand, Wiens heilige arm hem heil gegeeven En 't kenbaar heeft gemaakt in 't land, Die voor der heid'nen oogenléden Zig heeft in recht geopenbaard, Gedagtig zyner gunstighéden, En trouw, aan Isr'els huis verklaard. 2. All' 's waerelds einden zagen de eere En 't heil van onzen God: o gy, Gantse aarde! juich, ja juich den Heere; Roep uit van vreugde; zing nu bly'; Psalmzing, psalmzing; doe harpesnaaren Met stem-, trompet-, bazuingeschal Voor 't aangezigt des konings paaren, Voor 't oog des Heeren van 't heelal. 3. Bruis, zee! vol schats in de ingewanden; O waereld! wie ze ook heeft ter woon'! Rivieren! klapt nu met de handen; Dat zelf 't gebergte vreugd betoon' Voor 's Heeren ooge en aangezigte: Hy komt, opdat by met beleid Deeze aarde, in recht de waereld richte, De volk'ren in rechtmaatigheid. Vorige Volgende