Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 243]
| |
met ramp en nooden; Hoed uws gunstlings ziel, behoud
Uwen knegt die op u bouwt. Wees, o Heere! my genadig:
Want ik roep tot u gestadig. Maak de ziel uws knegts nu
bly': Want tot u verhef ik my:
| |
Zes-en-tagtigste PSALM; voor Instrumenten. | |
[pagina 244]
| |
Psalm LXXXVI.1.
Hoor, verhoor my, God der Goden!
'k Ben belaân met ramp en nooden;
Hoed uws gunstlings ziel, behoud
Uwen knegt die op u bouwt.
Wees, o Heere! my genadig:
Want ik roep tot u gestadig.
Maak de ziel uws knegts nu bly':
Want tot u verhef ik my:
2.
Wyl gy goed zyt, en, daarneeven,
Zeer genegen tot vergeeven,
Aller goedheid vol en groot
Dien die tot u roept in nood.
Heere! neem myn' beê ter ooren;
Merk om myn gesmeek te hooren.
'k Roep myn' angst in bangheid uit,
En gy hoort myn, noodgeluid.
3.
Geen der Goden uws gelyken,
Die uw' werken kan doen blyken.
Alle heid'nen, door uw' kragt,
Heer der Heeren! voortgebragt,
Zullen komen, voor u buigen,
Eerbied voor uw' naam betuigen:
Wyl gy, groot in wonderheên,
God der Goden zyt alleen.
| |
[pagina 245]
| |
4.
Leer my, Heere! uw' weg met klaarheid,
'k Zal dan wand'len in uw' waarheid;
Hegt, vereen myn hert aan de eer',
Aan de vreeze uws naams, o Heer!
'k Zal u dan van herte roemen,
De eer uws naams alle eeuwen noemen:
Want uw' goedertierenheid
Is my grootlyks toegeleid.
5.
Ja, gy hebt myn' ziel 't vermogen
Van het diepste graf onttoogen.
's Trotsaards en 's geweldnaars rot
Staan my na myn' ziele, o God!
Zien na u niet; gy doch stadig
Zyt barmhertig en genadig,
Vol langkmoedigheid, en voort
Groot van goedheid, waar in woord.
6.
Kom, genadig, tot my, Heere!
Leen uw' sterkte en kragt tot de eere
Van uw' dienstknegt; toon, ei toon
Uitkomst aan uw' dienstmaagds zoon.
Stel, ten goede aan my, een teeken,
't Geen, myn' haateren gebleeken,
Hen beschaamd maak', Heere! als gy
Hulp en troost verschaft aan my.
|
|