Winterloof. Late gedichten 1884-1887(1887)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Verjaardag. De wereld aan te zien, welvarend nog en krachtig, Maar met een afscheidnemend oog, De zeventig voorbij, in 't opgaan naar de tachtig, Een leefkring die, uit vele, een enkle slechts voltoog; Omstuwd van een geslacht, mij over 't hoofd gewassen, Meest door een andren geest dan mij vervult bestierd; Op stelsels prat, die slecht bij wat ik voorsta passen; Dat weinig missen zal als 't ook mijne uitvaart viert: Ziedaar wat ernstig maakt; maar niet gebiedt te treuren, Zoolang mij huwlijksmin en kinderliefde omringt, Een Godlijk avondrood mijn westerkim blijft kleuren, Zoo menig lieve bloem mijn dalend pad doet geuren, En tusschen 't gelend groen nog ééne vogel zingt. 13 Sept. 1887. Vorige Volgende