Winterloof. Late gedichten 1884-1887(1887)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Voor de zwakken. Aanbidt de kracht en 't ruw geweld, Gij wijzen onzer dagen! De wereld zij u 't oorlogsveld, Waar slechts de sterken slagen; Uw wetenschappelijke hoop Late aan 't verdelgingswerk zijn loop En al wat zwak is sneven - God en de Heiland leven. God leeft; daar is een God; de God Van zwakke' en sterken samen. Bij hem 't bestaan, bij hem het lot, Het willen en 't beramen. Gij schrijft uw wetten: Hij regeert. Gij spreekt uw vonnis: Hij casseert. Het recht van dood en leven Is aan de Kroon verbleven. Barmhartigheden acht gij wreed, Barmhartig, wreed te wezen. Gij ziet in 't lijden niets dan leed, En leed in hoop als vreezen. Slechts wanhoop hebt gij, en geen troost Voor onderliggend menschenkroost; Het kies voor 't lijden 't sneven, Het niet zijn boven 't leven! [pagina 110] [p. 110] Daar is een Heiland, trotsch geslacht! Der lijdende' en verdrukten; Wiens kracht in zwakheid wordt volbracht, Bij die vertrouwend bukten. Zijn hand richt op wat gij vertreedt; Zijn oog gaat na wien gij vergeet; Hij koestert in zijn armen Wat ge aan den weg laat kermen. Uw wetten der Natuur zijn hard: Des Heilands wet is liefde. Hij geeft te danken onder smart, Te roemen in wat griefde. Heft op de stem, gij die hij schraagt! Verdooft het lied, dat u beklaagt, En toont door woord en werken: De zwakken zijn de sterken! 1886. Vorige Volgende